Natuurdagboek 2013
De beuk erin

De beuk erin

Beuk kiem. Foto Koos Dijksterhuis
Beuk kiem. Foto Koos Dijksterhuis

Of de inwoners van Boekelo (Twente) en Boekel (Brabant) bovengemiddeld belezen zijn, betwijfel ik. Rotterdammers zijn bij mijn weten ook geen slechtere dammers dan de Dammers uit Appingedam. Bovendien zijn Boekelo en Boekel niet zozeer genoemd naar boeken, als wel naar beuken.

Beuken hebben hun nootjes laten vallen. Als kind raapte, pelde en at ik ze. Ik kan me niet herinneren dat ik er hoofdpijn van kreeg, wat het effect zou kunnen zijn van het eten van grote hoeveelheden beukennootjes, vanwege het blauwzuur dat ze bevatten. Even blancheren of roosteren maakt dat stofje trouwens onschadelijk.

Lees Meer Lees Meer

DELEN
Gordijnen in de Biesbosch

Gordijnen in de Biesbosch

Bosbies. Foto Meint Mulder
Bosbies. Foto Meint Mulder

Een neefje van me dat/die*) boven me uittorent maar exact half zo oud is en dat/die*) ik dus toch neefje noem, omdat u anders bovendien mocht denken dat hij de zoon van mijn tante is, terwijl hij de zoon van mijn zus is, runde met 75 medestudenten van de hotelschool vijf dagen een herberg in de Biesbosch. En als mijn neefje een herberg runt, ga ik daar logeren, al was het maar om Fawlty Towers-achtige misverstanden te creëren.
Aldus bevond ik mij plotseling in de Dordtse Biesbosch en daar maakte ik een wandeling.

Lees Meer Lees Meer

DELEN
Brakwaterkevers

Brakwaterkevers

Brakwaterkever Agabus conspersus. Foto Roy van Hezel
Brakwaterkever Agabus conspersus. Foto Roy van Hezel

Als kind waadde ik clandestien met een garnalennet door de Kooiplas op Schiermonnikoog. Daar leefden geen garnalen, maar waterkevers. Ik haalde er ook een vijf centimeter lange griezel uit, die meeging in een emmer. Hij hing met hol-gespannen rug in het water en greep als een bliksemschicht de voorbij snellende waterkevers. Ik ving zoveel waterkevers, dat er waarschijnlijk wel brakwaterkevers tussen zaten. Eén voor één gingen de waterkevers eraan. Uiteindelijk hing alleen het monster er nog, met wat watervlooien. Op de bodem lagen losse keverschildjes. Bij de biologen van de VU, die op het eiland bivakkeerden, liet ik het beest determineren. Garnaal, zei de eerste bioloog, zodat ik wist dat ik een ander moest hebben. Die ander wist: larve van een geelgerande waterkever.

Lees Meer Lees Meer

DELEN
Platgeslagen kantmos

Platgeslagen kantmos

Lophocolea bidentata, gewoon kantmos
Lophocolea bidentata, gewoon kantmos

In de Christelijke Jeugdbond voor Natuurstudie ging rond 1980 een anekdote rond, die afkomstig was van de heidense concurrent: de Nederlandse Jeugdbond voor Natuurstudie. De twee verschillen tussen deze natuurclubs waren dat de christenen op zaterdagen actief waren en de heidenen op zondag. En dat de christenen op kampjes voor het eten een korte stilte afkondigden, voor wie geen hap door zijn keel kreeg zonder een kort rendez-vous met hogere kringen.

Beide verenigingen keken met enig dedain op elkaar neer en het moest wel een sterke anekdote zijn, wilde die de grens doorbreken. En dat was het ook, sterker nog: dat is het. Want nog steeds wordt gewoon kantmos vaak genoemd naar zijn uiterlijk. De blaadjes ervan deden mossenkenner Huib de Miranda denken aan geplette mijtertjes. De Miranda was één van de auteurs van de mossentabel die in 1944 verscheen. Daarin staat Lophocolea bidentata niet te boek als gewoon kantmos, maar als platgeslagen sinterklaasmutsjesmos.

Lees Meer Lees Meer

DELEN
IJsberen

IJsberen

IJsbeer. Foto Gert Polet
IJsbeer. Foto Gert Polet

In Nooit meer slapen staat een passage over een schip naar Spitsbergen, waarin opvarenden vlees overboord gooien, om ijsberen te lokken, die ze doodschieten. Het boek stamt uit 1966. Toen werd er onbekommerd op ijsberen geschoten. In 1973 waren er nog 5 à 10 duizend over, precies wist men het niet. Waarom zou je tellen als je ook meteen kon schieten? Natuurbeschermers sloegen alarm, er kwam een internationaal beschermingsverdrag. Prompt steeg het aantal ijsberen weer. 25 duizend zijn er nu, nog niet veel voor zo’n immens leefgebied, maar wel een vervijfvoudiging in veertig jaar. Toch wel zinnig dus, dat ijsberenverdrag. Vandaag begint weer een internationale ijsbeerconferentie, in Moskou. De bescherming wordt bestendigd en uitgebreid, hoopt Gert Polet van het Wereldnatuurfonds. Polet organiseerde met het Arctisch Instituut in Groningen een symposium over ijsberen met zes onderhoudende lezingen.

Lees Meer Lees Meer

DELEN
Wilde en gekweekte proppen

Wilde en gekweekte proppen

Elzenproppen + elzenkatjes (rechtsachter). Foto Koos Dijksterhuis
Elzenproppen + elzenkatjes (rechtsachter). Foto Koos Dijksterhuis

Tientallen boomsoorten worden aangeplant in plantsoenen en langs lanen. Soms zijn het soorten die van oudsher in het wild in Nederland voorkomen, maar vaak zijn het gekweekte bomen. Die ‘cultivars’ kunnen prachtig zijn, maar spelen meestal een bescheiden rol voor vogels en andere dieren. Terwijl ze vaak deel uitmaken van ecologische verbindingszones door de stad. De ene boom is namelijk de andere niet. De ene els is zelfs de andere niet.

In de nieuwste editie van het KNNV-blad Natura vergelijkt Caroline Elfferich de wilde zwarte els met de gekweekte kruising tussen Kaukasische en Japanse els. Die kweek-els bloeit al in januari met mannelijke katjes en vrouwelijke bloempjes. De boom heeft dan geen blad, de katjes en bloempjes zijn goed zichtbaar. En dat staat leuk.

Lees Meer Lees Meer

DELEN
Koning winter

Koning winter

Winterkoninkje. Foto José Jansen
Winterkoninkje. Foto José Jansen

In het bos vallen nu de winterkoninkjes op. Vooral in de schemer maken ze een hels kabaal. De minivogeltjes zijn iedereen de baas qua territoriumdrift. Zelfs ‘s winters zingen ze uit volle borst. Als er over winterkonkinkjes geschreven wordt, staat er altijd dat ze helemaal niet tegen vorst kunnen en dat ze dus een gekke naam hebben. Nou gaan er tijdens vorstperioden wel veel winterkoninkjes dood, maar er overleven er genoeg voor een behoorlijke stand. Ze slapen in holten en nestkasten, soms met tientallen op en tegen elkaar. Met z’n allen in het winterkoningshuis – lekker warm!
Zo’n kleintje heeft niet veel eten nodig, maar wel elke dag. De vogels zijn te klein voor vetvoorraden om schrale tijden mee te overbruggen. Ze eten larven, poppen, slakkeneitjes en als er echt niets vleselijks te vinden is zelfs wel eens een zaadje. Zelfs in de winter is er van alles te eten, maar als er ijzel of een dik pak sneeuw ligt, is dat onbereikbaar.

Lees Meer Lees Meer

DELEN
Toch maar naar het zeldzame uiltje

Toch maar naar het zeldzame uiltje

Sperweruil. Foto Hero Moorlag
Sperweruil. Foto Hero Moorlag

Voor zeldzaamheden als de sperweruil in Zwolle nemen honderden vogelaars een snipperdag op. Het is leuker om zelf een bijzondere vogel te ontdekken dan op een door anderen ontdekte vogel af te gaan, maar nieuwe vogelsoorten zien is leuk. Als ze op loop- of fietsafstand zijn, ga ik erheen, zoals naar de haakbekken die drie kilometer verderop zaten. Maar honderd kilometer reizen voor één vogel, dat heb ik nooit gedaan. Toch maakt die sperweruil me onrustig. Kennissen sturen foto’s op, hij zit daar dagenlang en een uil is een klasse apart.

Lees Meer Lees Meer

DELEN
Beverspoor

Beverspoor

Bever knaagspoor. Foto Koos Dijksterhuis
Bever knaagspoor. Foto Koos Dijksterhuis

Tegen de avond struinen een vriend van me en ik door een zompig beekdal in Drenthe. Het is een gebied waar we allebei graag komen. Oud bos, houtwallen, hooilanden, heidevelden en akkers wisselen elkaar af. Daardoorheen kronkelen beken. In de lente en zomer kun je er orchideeën en andere bijzondere planten vinden. Bovendien baltsen er dan watersnippen, diedeljoën er wielewalen en lachen er groene spechten. In de herfst zijn er paddestoelen. En ’s winters kun je door de bomen het bos zien, er zit geen blad meer in de weg.

Ree, vos, bunzing en konijnen; voor zoogdieren moet je hier wezen. Vriend heeft er van de nazomer een bever gezien. We vinden algauw vraatsporen: de stompjes van doormidden gebeitelde wilgen.

Lees Meer Lees Meer

DELEN
Nachtvlinder in de schuur

Nachtvlinder in de schuur

Wachtervlinder. Foto Jeanette Essink
Wachtervlinder. Foto Jeanette Essink

De vlinder zit in de schuur, hij schrok van een hark die vlakbij zijn wachtpost werd neergezet. Het is een grote, langwerpige nachtvlinder. Lange antennes, een oranjebruin lijf met op elke vleugel een witte vlek. Eén witte vlek? Nee, wie goed kijkt ziet aan weerszijden van iedere vleugelvlek nog twee stipjes. Echt wit zijn de vlekken trouwens niet, eerder roomwit of gebroken wit. Eronder slingert een dunne, donkere lijn dwars over elke vleugel.

Er staan veel loofbomen in de buurt, precies wat wachtervlinders willen. Vooral fruitbomen zijn in trek. Dat vinden eigenaren van fruitbomen minder leuk. Want wachterrupsen eten het blad op. Nou eten ze ook andere rupsen op, die hetzelfde blad eten. Ze eten zelfs soortgenoten op. Zo compenseren wachterrupsen de schade die ze aanrichten. Overigens zijn het, net als de vlinders die ze worden, nachtrupsen. Overdag plakken ze met spinsel een blad dicht, waarin ze zich verstoppen. In mijn tuin staan een kersenboom en een appelboom, waar ze welkom zijn. En er klimt klimop op de schuur. Wachtervlinders lurken graag even aan de herfstbloemen en bessen van klimop.

Lees Meer Lees Meer

DELEN