Gordijnen in de Biesbosch
Een neefje van me dat/die*) boven me uittorent maar exact half zo oud is en dat/die*) ik dus toch neefje noem, omdat u anders bovendien mocht denken dat hij de zoon van mijn tante is, terwijl hij de zoon van mijn zus is, runde met 75 medestudenten van de hotelschool vijf dagen een herberg in de Biesbosch. En als mijn neefje een herberg runt, ga ik daar logeren, al was het maar om Fawlty Towers-achtige misverstanden te creëren.
Aldus bevond ik mij plotseling in de Dordtse Biesbosch en daar maakte ik een wandeling. De Biesbosch klinkt woest en ledig, maar ik liep er door een coulissenlandschap. Niet alleen waren er met houtwallen omzoomde graslanden, maar vooral vielen er dichte gordijnen neer, gordijnen van regen. Drijfnat werd ik en ik sopte in mijn schoenen. Het voordeel was: geen ander mens te bekennen, behalve de sluiswachter van Helsluis. Ik zag grauwe ganzen, grauwe ganzen en grauwe ganzen. De grauwe gans heeft ons land veroverd, dat is duidelijk. Ik zag zes verregende meerkoeten, drie verregende merels, een zich als een hond druppelschuddende buizerd en een aalscholver die zijn vleugels niet kon drogen. Het coulissenlandschap was doorsneden met prielen en wateren, heel mooi. Er is een ietspietsie getij in het gebied en omdat er springvloed dreigde, stond het water nu extra laag. Sommige wateren waren een met gele rietkragen omzoomde poel van slijk.
Ik heb het niet gezien, maar gezien de naam van de plant moet er veel bosbies in de Biesbosch staan. Maar dat is uitgebloeid en ziet er nu uit als vergeelde, rottende graspollen. Neefje keek bezorgd naar mijn modderpoten toen ik zijn herberg weer binnenkwam.
*) doorhalen naar keuze
(Natuurdagboek Trouw 9 dec. 2013)