De beuk erin
Of de inwoners van Boekelo (Twente) en Boekel (Brabant) bovengemiddeld belezen zijn, betwijfel ik. Rotterdammers zijn bij mijn weten ook geen slechtere dammers dan de Dammers uit Appingedam. Bovendien zijn Boekelo en Boekel niet zozeer genoemd naar boeken, als wel naar beuken.
Beuken hebben hun nootjes laten vallen. Als kind raapte, pelde en at ik ze. Ik kan me niet herinneren dat ik er hoofdpijn van kreeg, wat het effect zou kunnen zijn van het eten van grote hoeveelheden beukennootjes, vanwege het blauwzuur dat ze bevatten. Even blancheren of roosteren maakt dat stofje trouwens onschadelijk.
Als beukennootjes niet worden opgegeten door schooljongens, zwijnen of boomklevers, zouden ze kunnen ontkiemen. Door niet iedere herfst een gemiddelde hoeveelheid nootjes te produceren, maar een paar keer weinig en dan plotseling idioot veel, wordt de kans op succesvol nageslacht veel groter. Ten eerste remt de lage oogst de hoeveelheid overlevende belagers af, maar vooral zijn er niet genoeg belagers om een plotselinge notenberg te verstouwen. Er is een overschot dat kan ontkiemen.
Ontkiemende beukjes zijn prachtig. Ontluikende beuken ook, met hun fris groene bladerschermen die het zonlicht filteren. De bomen zelf zijn ook mooi, bijna zo mooi als eiken.
Beukenhout is stevig, maar niet zo hard dat je er je beitel of guts op breekt. Het is geschikt hout om letters uit te snijden (wat zakmes-bezitters ertoe brengt om hun naam in de bast te kerven). Letters van beukenhout werden gebruikt door zetters om teksten mee te drukken. De beuk erin! Dat bleek een hele kunst, die beukdrukkunst. Met beukenhouten letters werden boeken gemaakt. Boekelo en Boekel danken hun naam dus niet aan boeken maar aan beuken, net als boeken.
(Natuurdagboek Trouw 10 dec. 2013)