Interviews en achtergronden
Eenzelvige mollen en mensen

Eenzelvige mollen en mensen

Gerrit Jan Zwier. Foto Dolph Kessler
Gerrit Jan Zwier. Foto Dolph Kessler

Ieder jaar schrijft Gerrit Jan Zwier een boek. Onlangs verscheen zijn roman De Koningsmol over onderaardse mollen en bovengrondse mensen.

In zijn roman vervlecht Zwier twee verhaallijnen. Ondergronds gaat het over de mol Loda, die zoals alle mollen een eenzelvig leven leidt. Bij Loda groeit het besef dat de mollen beter kunnen samenwerken, zeker als er gevaar dreigt. Maar zodra hij de mollen heeft verenigd, mist hij de eenzaamheid al en zoekt hij een opvolger. Bovengronds gaat het om een meisje en haar ouders. Het meisje redt een mol, en komt net als haar vader in het geweer, als een buurman aankondigt de mollen te gaan bestrijden. De vader droomt al zijn hele leven van een bestaan in de wildernis, in splendid isolation, een verlangen dat Zwier zelf ook niet vreemd is.

Lees Meer Lees Meer

DELEN
Bosbewoner Rob Bijlsma luidt alarmbel voor (roof)vogels

Bosbewoner Rob Bijlsma luidt alarmbel voor (roof)vogels

‘Natuur is in handen gekomen van geldaanbidders’

Bosbewoner Rob Bijlsma onderzoekt zijn hele leven al (roof)vogels en hun leefomgeving. In zijn nieuwste boek beschrijft hij waarom de natuur in Nederland juist niet veilig is bij beheerders en beschermers.

Koos Dijksterhuis , Trouw, 2 juli 2021

Rob Bijlsma. Foto Koos Dijksterhuis
Rob Bijlsma. Foto Koos Dijksterhuis

Lees Meer Lees Meer

DELEN
De das is net een grote, grappige speelgoedknuffel

De das is net een grote, grappige speelgoedknuffel

Dassen zijn weer terug van weggeweest. Als meisje leerde Diet Groothuis ze kennen, als volwassene maakte ze er een kinderboek over. Voor meisjes én natuurlijk ook jongens.

‘Met mijn vriendin Hanneke ging ik vaak de natuur in’, vertelt Diet Groothuis, bekend van haar schoonmaakrubriek in Trouw, haar poetsboek en haar poëzie. Haar nieuwste boek DAS is een kinderboek over dassen. Het gaat over twee vriendinnen van een jaar of tien, die een dassenburcht ontdekken en actief worden in een dassenwerkgroep. Ze leren van alles over dassen en maken mooie, maar ook bloederige avonturen mee. De meisjes zijn verzonnen alter ego’s van de auteur en haar vriendin, maar hun avonturen zijn echt gebeurd. Het boek is prachtig geïllustreerd door Merel Corduwener.

Lees Meer Lees Meer

DELEN
Restauratie landhuis en historische buitenplaats

Restauratie landhuis en historische buitenplaats

‘Ik hoop dat huis Landfort weer lange tijd voort kan’

Bij het dorp Megchelen in de Gelderse Achterhoek ligt aan de Duitse grens de historische buitenplaats Huis Landfort. In het bospark van vijftig hectare staat een deftig landhuis met twee licht gebogen vleugels. Achter het pleisterwerk van de voorgevel klinken hamerslagen. Het door de eeuwen vaak verbouwde landhuis wordt sinds 2017 in oude luister hersteld.

‘Alle 64 ramen in de gevel krijgen hun binnenluiken terug’, vertelt kunsthistoricus René Dessing, directeur van stichting Erfgoed Landfort (sEL) en voorzitter van de stichting Kastelen, historische Buitenplaatsen & Landgoederen. ‘Die luiken zijn door de vorige eigenaars weggehaald. We renoveren het negentiende-eeuwse ontwerp van de Duitse architect Johann Theodoor Übbing.’ Rond 1825 (ver)bouwde hij het pand voor de nieuwe eigenaar Johan Albert Luyken. Luyken was oogarts en botanicus en voor die hobby liet hij in huis een oranjerie aanbrengen. Daar liet hij de potten met subtropische planten overwinteren. ‘Zo’n inpandige oranjerie was heel uitzonderlijk voor ons land’, verzekert Dessing. ‘Wij maken van die ruimte nu een wintertuin. Struikel niet over dit kozijn.’ Het is een vertrek met veel ramen. ‘Er komt een originele Zeister tegelkachel in’, zegt Dessing, ‘uit 1823. De spreekkamer, traditioneel aanwezig in dit soort huizen om bezoek te ontvangen, wordt weer ingericht en behangen met een bloemrijk Zuber-behang.’ Verder komen er een ontmoetingsruimte, een keuken, verschillende stijlkamers en een klein auditorium. Op de bovenverdieping worden een porseleinkamer en een bibliotheek ingericht. ‘Luyken bezat een collectie botanische boeken en instrumenten’, vertelt Dessing, ‘wij maken er met een prachtige bibliotheek een documentatiecentrum van over kastelen, historische buitenplaatsen en landgoederen.’

Dessing zal in het landhuis wonen. ‘Een heerlijke plek, die al veel langer bestaat dan ikzelf en ongetwijfeld veel langer zal voortbestaan dan ik’, zegt hij. ‘Ik ben maar een passant. Je woont hier in de natuur met zijn seizoenen; regen, wind en sneeuw kunnen hier heftig tekeergaan. Het is trouwens een hele taak om de boel te onderhouden, vergis je niet.’ Al vier jaar laat de stichting het huis en de tuin renoveren. Dessing stuurt vier architecten, vele bouwvakkers, restaurateurs en vrijwilligers aan, hij leidt de stichting en werft fondsen. ‘Overheidssubsidies, particulier geld, donaties; het kost wel een centje, ja.’ De ambities zijn dan ook groot; de stichting doet geen concessies en wil elk detail herstellen. De restauratie duurt nog een klein jaar, maar het oude, in de oorlog verwoeste koetshuis is al bijna klaar. ‘We verhuizen ons kantoor er zeer binnenkort naartoe’, zegt Dessing. Het geel gepleisterde gebouw grenst aan de achttiende-eeuwse visvijver. Er is een oranjerie en nog een kas langs de leifruitmuur. Dat is een negentig meter lange bakstenen muur waarlangs fruitbomen worden geleid. De muur zorgt voor beschutting en houdt zonnewarmte vast.

Behalve de fruitmuur wordt de bomgaard in ere hersteld, terwijl de moestuin een bloementuin wordt. De hele, parkachtige tuin wordt heringericht naar het ontwerp van landschapsarchitect Johan David Zocher jr. Wel komen er veel meer bloeiende bomen en heesters. Dessing wijst. ‘Kijk, dat is een Magnolia Kobus. Die is afgelopen herfst geplant. We hebben wel tien soorten magnolia’s, een Judasboom, een vaantjesboom, allerlei cipressen en meerdere Japanse sierkersen. En kijk hoe mooi dit nu al is!’ Hij wijst naar een veld vol bloeiende blauwe druifjes. Ook aronskelken, dasloken en andere stinsenplanten staan er. ‘Mijn voorkeur is in de loop der tijd verschoven van artistieke naar natuurlijke schoonheid’, zegt hij. ‘Dit is de oude gracht van Zocher, aangelegd als een meanderend riviertje.’ Bij die slingergracht komen salamanders voor, libellen, ijsvogels. In de hoogste bomen huizen wielewalen. ‘Kijk toch hoe prachtig die plataan is, die is ook al bijna tweehonderd jaar oud!’

Het huis Landfort is trouwens veel ouder dan tweehonderd jaar. ‘De eerste vermelding dateert uit 1434, en er is door de eeuwen heen van alles verdwenen en aangebouwd, tot Übbing en Zocher er een geheel van maakten dat de laatste twee eeuwen heeft doorstaan. ‘In april 1945 is hier hevig gevochten’, vertelt Dessing, ‘het is een wonder dat het huis overeind bleef. We hebben tientallen gaten van kogels en granaten gedicht.’

Er zijn in Nederland zo’n 550 historische buitenplaatsen bewaard gebleven. Dat lijken er heel wat, maar het waren er wel tien keer zoveel. De meeste raakten in verval, de landhuizen werden gesloopt, de parken in productie genomen. ‘Op historische buitenplaatsen werd de natuur gepland en vervolgens geplant’, zegt Dessing. ‘Bijna geen boom staat er onbedoeld. Maar intussen is die natuur er wel mooi eeuwenlang bewaard gebleven. Het leeuwendeel van dit terrein wordt beheerd door het Geldersch Landschap & Kasteelen. Onze stichting bezit het centrale deel van zo’n zes hectare, met de gebouwen.’

Het verschil tussen een historische buitenplaats en een landgoed is vervaagd. Ooit was een landgoed meer op agrarische activiteiten gericht. De landheer leefde van de pacht. Een buitenplaats hoefde niets op te leveren. Die was meer bedoeld om het in de stad met handel vergaarde kapitaal feestelijk te verbrassen. ‘Op historische plekken als dit is geschiedenis geschreven’, zegt Dessing. ‘En uit iedere periode stammen andere ontwerpen, zowel van gebouwen als van tuinen. Ik voel hier de geschiedenis, en ik wil zoals zovelen hebben gedaan het huis en de tuin helpen behouden. Ik hoop dat Huis Lantfort na deze restauratie weer lange tijd voort kan’.

De ligging bij Duitsland biedt volgens hem een voordeel. ‘We willen mensen enthousiasmeren voor buitenplaatsen en landhuizen als dit’, vertelt hij, ‘het park zal worden opengesteld en er komt een terras. Groepen kunnen het in stijl ingerichte huis straks op afspraak bezoeken. We bieden ook vergaderfaciliteiten in een inspirerende omgeving. Daardoor hopen we inkomsten te krijgen. Bij onze activiteiten houden wij altijd rekening met het belang van de buitenplaats zelf. We maken er zeker geen evenementencentrum van. Maar bezoekers zijn welkom en ik verwacht veel Duitse belangstelling. Voor Nederlandse begrippen liggen we in een uithoek, maar binnen honderd kilometer wonen achttienmiljoen Duitsers.’ Dessing fronst. ‘Om de bezoekersstroom op te vangen, hebben we veel vrijwilligers nodig. Maar die melden zich vast wel, want wie zou niet willen werken in zo’n prachtige en stimulerende omgeving?’

Er zijn al veel vrijwilligers. Aan het eind van de middag fietsen ze het terrein af. Twee witte kwikstaarten kijken hen na vanaf de verweerde fundamenten van een nog te herbouwen prieel.

www.erfgoedlandfort.nl/ & www.skbl.nl

DELEN
De gerepte noordpool – het natuurreisdilemma

De gerepte noordpool – het natuurreisdilemma

Moet ik de Noordpool met rust laten of er met een groep natuurliefhebbers naartoe?

De rubberboot spuit naar een kiezelstrandje. De toppen van ijsbergjes steken uit de gladde, blauwe zee. Een zwemmer duikt reikhalzend op. Hij lijkt een besnorde kerel met een grijze badmuts, maar het is een baardrob, een zeehond met een snuit als een borstelwagen.

Lees Meer Lees Meer

DELEN
Rallenman ontdekt nieuwe vogelsoort

Rallenman ontdekt nieuwe vogelsoort

VIJFTIG JAAR ACHTER WATERRALLEN AAN

In Trouw dinsdag 10 maart 2015

Rallenman Gerard de Kroon
Rallenman Gerard de Kroon

“Ik zag mijn eerste waterral als toevallig bijproduct. Ik was in de 30 en deed ’s winters mee aan waterwildtellingen: eenden, ganzen, futen enzo. Waterrallen zie je niet, dus die werden niet geteld. Ik liep door de uiterwaarden langs een getijderietgors. Ineens glipte er iets voor mij langs het riet in, van links naar rechts. Later gebeurde dat nog een paar keer. Tenslotte zag ik er een vliegen, met hangende poten en fladderende vleugels. Ik zocht hem op in mijn vogelboek: een waterral dus. Die geheimzinnige vogels intrigeerden me, ik zag ze hooguit in een vloek en een zucht.”

Gerard de Kroon (79) zit al bijna vijftig jaar achter waterrallen aan. Hij hoorde en bekeek ze, ving ze en liet ze weer vrij, ringde, woog en mat ze en reisde ze achterna door Europa en Azië. Zijn vrouw Maria vergezelde hem en werd van lieverlee ook vogelonderzoekster. Onlangs verscheen De Kroons lijvige boek De Vinkenvent over een leven vol waterrallen.

Lees Meer Lees Meer

DELEN
Het Grote Gebeuren

Het Grote Gebeuren

Festival voor lezers, dichters en schrijvers

1 november 2014

DELEN