De laatste der Afrikanen arriveren: zomertortels, wielewalen, grauwe vliegenvangers, bosrietzangers, spotvogels. De tortels, vliegenvangers en spotvogels zijn in Nederland veel leefgebied kwijt geraakt. Dat bestond uit begroeide erven en houtwallen. Dat landschap hebben we moedwillig veranderd in een strakke, steriele eenheidsworst. Wat verwacht je ook van een volk dat zijn buitengebied ‘plat’ noemt? …
Mijn vroegere tuin huisvestte vrij veel vogelmelk. Prachtig vind ik die bloemen: witte zespuntige sterren van een centimeter of vijf in doorsnee. Ik dacht altijd dat het een soort lelies waren, maar nee, het zijn familieleden van de asperge. De bloemen zien er alleen maar lelieachtig uit. Vogelmelk wordt in Frankrijk ook wel als asperges geserveerd en gegeten.
Ik weet in een bos bij Groningen een open plek, die in april en mei wit kleurt van het vogelmelk, schitterend. Waarschijnlijk zijn dat uit tuinen verwilderde planten, maar misschien zijn ze ook wel echt wild, wie zal het zeggen. Er kan zaad overwaaien, maar in Nederland vermenigvuldigt vogelmelk zich ongeslachtelijk, via bollen. Bollen leggen geen grote afstanden af. Ik denk dat iemand ooit wat tuinafval in dat bos heeft gedumpt, in dit geval met het feestelijke resultaat van een vogelmelkerij. …
Een vrouwtje wielewaal is groenig en niet bijster zichtbaar in de hoge boomkruinen waar ze scharrelt. Haar gitzwart met eigele mannetje is zichtbaarder, maar verrassend genoeg niet veel. Vaak heb ik gezocht naar een zingende wielewaal. Zelfs in een rij nog kale populieren kreeg ik hem niet te zien. Ik liep steeds dichterbij, maar ineens klonk het dudeljo toch weer een eind verder, de ene of de andere kant op. Ik bleef bezig. …
Op verschillende plekken aan het water zie ik grote, fraaie graspollen in bloeien. Ik ben niet zo thuis in de grassen maar als ik in de stengels knijp voel ik duidelijk dat die driekantig zijn. Dat betekent dat het zeggen zijn. Zeggen komen over bijna de hele wereld voor en er zijn rond de tweeduizend soorten. Ze zijn in Nederland vaak zeldzaam vanwege hun gevoeligheid voor stikstof, droogte en andere narigheid. Maar sommige soorten kunnen wel tegen eens stootje en tegen het vervuilde Nederland. Dit is er ook zo een: stijve zegge. Het zijn inderdaad stevige halmen. De pollen zijn fors en kniehoog, waarin hij lijkt op moeraszegge en oeverzegge, die ook allebei algemeen zijn. …
De boompiepers zijn terug. De eerste verschenen 1 april al, het peloton volgde. Wij wonen net iets te noordelijk voor bosrandvogels als geelgors, boomleeuwerik en boompieper, al kom ik de laatste soms tegen. In de lente zijn ze aan hun vocalises gemakkelijk te onderscheiden van graspiepers, op wie ze als tweelingen lijken.
Boom- en graspiepers zijn kleine, grijsbruine vogels met gestreepte borst en flanken. Bij de graspieper zijn die strepen overal ongeveer even breed, terwijl de boompieper dunnere flanklijnen heeft. Graspiepers hebben een idioot lange achternagel, boompiepers niet. Die hebben weer een iets dikker snaveltje, maar dat is een weinig betrouwbaar veldkenmerk. …
Onze hond is van een ras dat als energiek bekendstaat. Dat merken we. Voor vier of vijf uur lopen op een dag deinst ze niet terug. Met de fiets mag ook, dan sleurt ze je mee. Weer thuis draagt ze een bal aan: spelen! In dat ras heb je een mooie lijn en een werklijn. Die van ons is een werker.
Toen we haar kregen was ze een beertje. We waren ons huis aan het verbouwen en moesten wekenlang graven. Dat zinde haar wel: ze groef in het wilde weg mee. Dat doet ze nog steeds, zodra ze de kans krijgt. In een seconde zit ze op twintig centimeter diepte. Ze maakt dan een vossensprong, bekend uit natuurfilms waarin een vos op een ondergesneeuwde muis springt. Waar ze neerploft begint ze als een bezetene te graven. …
Verpakking tussen bosanemonen. Foto Koos Dijksterhuis
Dit wordt een smerig stukje! Dat mensen als dank voor het aangenaam verpozen in het bos de schillen en de dozen achterlaten, is bekend. Ik vind langs de paden veel mandarijnenschillen en onlangs een zorgvuldig geschilde, spiralende huid van een kiwi, midden op het pad. Ik schop ze in de bosjes en laat ze liggen, want ik heb op bijna iedere wandeling mijn handen al vol plastic zakjes en sluitingen van broodzakken, koek-, snoep- en drinkverpakkingen. Laatst vond ik een halfvol literpak sap. Nog steeds tref ik vuurwerkresten aan. …
Voor mij is 30 april nog altijd koninginnedag. Niet dat ik iets met koningshuizen heb, al begrijp ik dat feodale bouwwerken beschermd worden. Voor mijn vader bleef 31 augustus koninginnedag. Ik vind behoudzucht goed, om waardevolle dingen te behouden, maar hier is behoudzucht simpelweg het gevolg van weerstand tegen verandering. Ook over het woord koningsdag moet ik altijd even nadenken.
Zelfs zoiets simpels als massaal overstappen van het ene babbel-medium op het andere, dat exact dezelfde mogelijkheden biedt maar niet door de oligarchische vriendjes van ’s werelds machtigste alfaman wordt misbruikt, roept grote weerstand op. Men ziet tegen iets nieuws op, maar omkleedt dat met gelegenheidsargumenten. …
Op tweede paasdag werd ik vroeg wakker. Het regende pijpenstelen, maar de hond popelde om op stap te gaan. Geen weertype lijkt haar te deren. Ik trok een regenjas aan en we stapten naar buiten. Op dat moment stokte de regen tot spetters. Weldra droogden ook die op. Vanwege het tijdstip en de regen was er geen mens op de been en geen hond te zien.
Uit de singels en bosjes rond de nevelige velden zwol een meerstemmig gezang aan van zo’n vijftien zangvogelsoorten. In de sloten en plassen deden rietvogels mee en dit alles werd vanuit de hoogte begeleid door veldleeuweriken. …
De nachtegaal; bijna iedereen kent hem bij naam, veel minder mensen herkennen zijn geluid, en bijna niemand heeft er ooit een gezien. Andere uitbundige zangers worden soms voor een nachtegaal aangehoord: zanglijsters bijvoorbeeld, of merels. Merels worden wel de nachtegalen van de gewone mens genoemd. Nu beschaafde lieden gedemoniseerd worden als politiek correcte deugmensen, mag de nachtegaal wel oppassen met z’n elitaire status! …