De smienten zijn er nog
Als het in maart lente-achtig is en zonnig, is het moeilijk te beseffen dat het nog winter is. De vogels maken er ook een potje van – tjiftjaffen en zwartkoppen zijn al uit Zuid-Europa, fitissen komen uit Afrika terug. De bij ons overwinterende vogels daarentegen maken nog geen aanstalten om broedwaarts te reizen. Onze winterse ganzen, miljoenen zijn het er onderhand, blijven tot in mei hangen. Eerder hebben ze ook maar weinig op de toendra te zoeken. De kans is groot dat daar te veel sneeuw is en te weinig te eten, om aan eieren te kunnen beginnen. Smienten blijven ook hier tot in mei. Nou ja, sommige smienten dan, andere gaan in april.
In Nederland zijn de winters zacht. Het gras heeft het warm genoeg om te groeien. Het gras heeft vooral voedingsstoffen genoeg om te groeien – kunstmest. Het groeit niet hard maar dat hoeft ook niet. Smienten eten net als ganzen het liefst jong, kort gras. Dat is nog vers. Oud, lang gras is taai. Als er net zoveel jonge sprietjes bijkomen als zij opeten, zijn smienten dik tevreden.
Smienten zijn eenden. Toch klinken ze niet eend-achtig. Ze kwaken niet, ze snateren niet, ze roepen louter ‘pieuw!’’s Avonds en ’s nachts hoor je ze soms pieuwend overkomen. Overdag pieuwen ze ook wel, maar veel minder. Dan dobberen ze lui in het water of hangen ze rond op de oever. De vrouwtjes zijn zoals veel eenden niet opzienbarend gekleurd, maar de woerden hebben allerlei schakeringen van zwart, wit, zilver, beige en roestbruin, afgemaakt met een gele bles. Mooie vogels. Let maar eens op, ze zijn niet zeldzaam.
En morgen… morgen begint de lente echt.
(Natuurdagboek Trouw 20 maart 2014)