Wilde dieren kijken
Natuurporno, wordt er door tv-critici geschimpt over David Attenboroughs BBC-serie Africa. Niet omdat er parende olifanten in voorkomen, maar omdat sir David de kijker bestookt met hoogtepunt na hoogtepunt. In het echt zie je immers veel minder in de natuur?
Attenboroughs natuurfilms bestaan zoals vrijwel alle televisieprogramma’s uit sensationele kost, maar porno? Er zit geweld in, hartverscheurend verdriet en seks, dat wel. Daarom trekt de serie in Nederland ook 1,9 miljoen kijkers en in Engeland 6,5 miljoen.
Maar Attenborough verwerkt in zijn films ook de laatste wetenschappelijke ontdekkingen over de natuur. Hij filmt met de meest geavanceerde apparatuur en hulpmiddelen en vertoont waanzinnig mooie beelden. Hij maakt de beste natuurfilms ter wereld en dat al jaren. En met of ondanks zijn alom bewonderde kwaliteit trekt hij een massapubliek. Hij maakt geen National-Geographic-tv met titels als ‘woeste vechtersbazen in de natuur’, hij maakt een mix van spanning en ontroering, waar je nog wat van opsteekt ook. De BBC-postbus stroomde na deel 1 van Africa over van de verontwaardigde en aangedane reacties. Een olifantenmoeder had haar schattige jong voor haar ogen zien sterven. En 6,5 miljoen Britten huilden mee.
Het is waar dat zulk natuurdrama kijkers trekt, die zelf nooit in de natuur komen. En of er veel natuurbescherming mee gezaaid wordt, betwijfel ik. Al schijnt als gevolg van Attenboroughs Africa het aantal geboekte safarireizen omhoog te schieten. Het zijn grotendeels reizen waarin je, net als in de natuurfilms, een aaneenschakeling van hoogtepunten ziet. De natuurtoerist boekt een jeep of minibusje in Krüger Park of de Serengeti. De chauffeurs bellen elkaar en zien van verre waar de andere jeeps en busjes zich verdringen. Daar is wat te zien. De big 5 moeten afgestreept worden! Als Attenborough natuurporno maakt, is zulk safaritoerisme natuurprostitutie.
Een ander punt van kritiek op ’s mans films, is dat er geen menselijke bedreigingen in voorkomen. Dat is waar, en ik vond dat altijd een verademing. Tot (en tijdens) Attenborough begon iedere natuurfilm met de lente, en werden de seizoenen afgewerkt. Tijdens de eerste sneeuw aan het eind somberde de vertelstem nog even over de dreigende olieboringen en dat er bescherming nodig was. Attenborough doet dat niet. Hij laat het oerwoud van Congo zien en komt elke keer weer met verrassende beelden. Zo vertoont hij het witte strand met klapperbomen, waar bosolifanten, bosvarkens, bosbuffels en een hele stoet andere dieren van zon, zout en zee van blijken te genieten. Nijlpaarden die in de branding deinen. Het moet voor die dikzakken heerlijk zijn om door de golven opgetild te worden. Nijlpaarden kunnen niet tegen de zon, ze verbranden zo snel als albino’s en keren dus gauw weer terug naar de schaduw van het regenwoud. Maar ’s morgens vroeg even in de golven, graag!
Beelden van wilde dieren op het strand zien we zelden, omdat er vrijwel geen ongerepte kust meer is. Kijk maar op de kaart, overal zijn wegen en mensen. Grote kans dat er op dat maagdelijke strand van Congo weldra een luxe-resort verschijnt, of een vakantievilla van een of andere kroonprins met te veel geld en tijd. Maar Attenborough zegt dat niet en dat hoeft ook niet, niet alles hoeft gezegd te worden, soms zijn dingen zelf te bedenken. En vooralsnog is er toch maar mooi een strand in Congo, waar olifanten en nijlpaarden de badgasten zijn.
Dat er geen mensen in zijn natuurfilms verschijnen, is iets van de laatste jaren. Voorheen kwam er altijd één mens in voor: Attenborough zelf. Als kind keek ik met mijn vader naar zijn films. Ik herinner me een openingsbeeld van een gladde zee. Ineens gaat het water rimpelen, er komt een duiker boven. De duiker zet zijn helm af en blijkt Attenborough te zijn.
Veel recenter, in The Life of Mammals, komt een vogelbekdier in beeld. Het wonderbaarlijke dier zwemt onder water tussen de waterplanten. Even denk je in een flits twee benen te zien, maar je zult je wel vergissen. Dan blijft de camera hangen op wat inderdaad twee benen zijn, in een waadpak. Het beeld klimt en daar hebben we Attenborough, die staand in het water meteen van wal steekt over iets waarvan je denkt: hee wat apart. Zulke grappen maakt de nestor van de natuurfilmerij niet meer. Dat vind ik jammer, het wordt allemaal wel heel gelikt.
Maar het opgewekte, licht ironische commentaar van de oude meester (86) is nog altijd prachtig. Met tongue-in-cheeck humor relativeert hij de overweldigende natuurbeelden. Kom daar in Nederland eens om. Werden natuurfilms voorheen ondertiteld, tegenwoordig plakt de EO er een Nederlandse stem overheen. Volstrekt humorloos opent deel 3 met de mededeling dat de jungel vol gevaren zit. Na een paar minuten wordt dat nog eens herhaald. Gelukkig zijn de kikkers, de pythons en de schaarbekken net op tijd weg voor de wolkbreuk of de middagzon. ‘Als de slang nog langer in de zon blijft liggen, gaat hij dood van oververhitting. Gelukkig kruipt hij net op tijd in de schaduw.’ Moet dit de spanning verhogen? Lachwekkend is het wel, maar niet vanwege de subtiele Britse humor. En over de op een zandbank rondstumperende kuikentjes van schaarbekken wordt opgemerkt, dat als de regens gaan vallen, de jongen vliegvlug moeten zijn. Want ‘dan staat hier tien meter water en zouden ze verdrinken’. Dat er tien meter water komt te staan, is opmerkelijk. Dat donskuikentjes daarin verdrinken, is volstrekt niet opmerkelijk. Ik dacht dat de ruimte voor tekst krap zou zijn, maar kennelijk is er ruimte zat voor open deuren die de aandacht afleiden.
Attenborough bedient zich net als het Nederlandse commentaar van menselijke interpretatie van diergedrag, maar mij stoort dat niet. Een jonge luipaard die zijn moeder haar prooi afhandig maakt, noemt hij bijvoorbeeld een dwarse tiener die stiekem uit de voorraadkast snoept. En de gedroomde vrijer van de jonge, hitsige neushoornstier ‘doet alsof ze slaapt’.
Ik hoop dat de Nederlandse televisie de commentaarstem weer verruilt met het ondertitelde origineel uit Engeland. Zolang dat niet gebeurt kijk ik liever op de BBC naar natuurtalent Attenborough. Want ook al krijgen we alleen de hoogtepunten te zien en moeten we het zonder vermaning doen dat we de regenwouden, savannes en woestijnen moeten beschermen, de natuur is nou eenmaal mooi en wonderbaarlijk, ook als je er op de bank iets bij drinkt.
(In Trouw, maart 2013)