Hutten bouwen, vuurtje stoken
Als vader zie ik mijn kinderen liever buiten dan kromgebogen over een beeldscherm. Ik speelde vroeger buiten, klom in bomen, maakte hutten en liet honden uit in de bossen bij Amersfoort. Die lol gun ik mijn kinderen ook en ik denk dat het beter voor ze is. Daarbij: alle natuurbeschermers zijn begonnen met hutten bouwen, struinen en bomen klimmen.
Instemmend lees ik de column van Johan ten Hove, die de krant zo nauwkeurig leest en kritisch tegen het licht houdt. Hij schrijft fijne stukjes. Nu, maandag, noemt hij de graanvelden, weilanden, sloten en houtwallen waar hij als kind viste, hutten bouwde, nestjes uithaalde en vuurtjes stookte. Dat deed hij met zijn grote broer die alles kon. Die broer is pas overleden, maar toen ’was niemand te dik en niemand ging er dood’.
Ineens lees ik mijn naam. Het onverwacht lezen van mijn naam is een beetje als onverwacht in de spiegel kijken, alleen kijkt mijn boeventronie niet terug.
Broer en hij deden volgens Ten Hove alles wat God en ik nu verbieden. Dat ik zou samenspannen met het opperwezen, vind ik te veel eer. En zou ik verbieden wat ik zelf doe? Ik heb een keer geschreven dat ik wild kampeerde in het bos en vuurtjes stookte bij de tent. Ik kreeg lezersbrieven op poten. Hoe kon ik, hoe durfde ik?! De lekkerste vis is verse die je op zo’n vuurtje roostert. Nestjes uithalen zou ik niet doen, maar verbieden? Ik vrees dat Ten Hove even wat minder nauwkeurig las.
Ha daar komt zoon uit school. Gauw werkt hij iets naar binnen en weg fietst hij weer. ‘Andere jongens willen onze hut afpakken’, roept hij.
(Natuurdagboek Trouw 19 maart 2014)