
Vorige week liep ik met twee vrienden door het Haaksbergerveen in Twente. De zon straalde uit een wolkenloze hemel en we hoorden overal fitissen. De eerste van het jaar. Ze zijn terug uit West-Afrika. Fitissen zijn algemeen.
Lente in Oost-Nederland – we hoopten op overtrekkende wouwen, visarenden en kraanvogels. Vogels lijken precies te weten waar je op hoopt en dat krijg je niet te zien. Wel zie je altijd andere leuke soorten. Behalve de fitissen zagen we minstens vier blauwborstjes. Eén ervan zat lange tijd uit volle blauwe borst te zingen, zonnetje erop, een kleurrijk tafereel van tropische allure. Ze komen dan ook uit Afrika, hoewel sommige blauwborstjes in Spanje of Portugal overwinteren.
Broeden doen ze noordelijker. Sommige trekken ze nog verder noordwaarts, maar ook in Nederland broeden heel wat blauwborstjes. Rond 1970 waren er maar een stuk of duizend paartjes, ze werden weggevaagd met de sloten en moerasbosjes waar Nederland rijk aan was, maar die tijdens de ruilverkaveling rechtgetrokken of verwijderd werden. Sinds er in natuurgebieden weer moeras bijkomt, maakt de soort een comeback. Vanuit Oostvaardersplassen en Biesbosch hebben blauwborstjes het land heroverd. Ze staan te boek als moerasvogels, maar ik kom ze vaak tegen in rietkragen op extensief beboerd akker- en weideland. Nou ja vaak, er is haast geen extensief beboerd akker- en weideland meer, laat staan met rietkragen. Maar zelfs in intensief akkerland hoeft maar een oude rietkraag gespaard te blijven met wat opschietende wilgjes, of een kobaltblauw borstje deint er zingend in het gele koolzaad. Prachtig!
In het Haaksbergerveen zorgen ze met hun kleur en afwisselende zang voor een lentegevoel. Dat wordt versterkt door de vele zingende roodborsttapuiten en rietgorzen. En de fitissen natuurlijk.
(Natuurdagboek Trouw 3 april 2014)