Kiekendievenland met rietkragen
De zon schijnt, aan de horizon stapelen zich wolken op, het is warm. Mooi weertje voor een bezoek aan mijn geliefde Oldambt, de graanstreek in Oost-Groningen.
In de hoop op de eerste grauwe kiekendieven rijd ik langzaam over de kilometerslange, smalle en rechte weggetjes door de akkers. De wintertarwe kleurt de hompige zeeklei groen. Ja daar, een kiekendief! Een bruine, ook nog maar net terug uit Afrika. Daar schommelt hij laag langs de akkerrand, tegen de wind in, zijn vleugels in de typerende V, om bij het zien van rat of meerkoet plotseling te zwenken en zich met de wind in zijn rug op de prooi te storten.
In de provincie Groningen laten boeren en waterschappen veel rietkragen staan, ze ontdekten dat dat goedkoper is en tot schoner water en meer vis leidt en de waterstroming nauwelijks belemmmert. Er zijn veel wateren in de provincie, en dus veel rietkragen, en daarom veel bruine kiekendieven. Ik kan de stad niet achter me laten of ik zie een bruine kiek.
Ook rietzangers en blauwborstjes doen het goed in het Groninger riet. Grauwe kiekendieven hebben liever akkers. Als er eentje lijkt te vliegen, blijkt het toch een blauwe. Een vrouwtje, net als een grauwe bruin met een blinkend witte stuit. Deze is te groot en robuust voor een grauwe, het een blauwe kiek op trek.
De eerste gele kwikstaart van het jaar dient zich aan, de eerste tapuit en – verrassend in dit akkerland – de eerste gekraagde roodstaart, diverse boompiepers en een geelgors. De laatste drie zitten aan de rand van het dorpsbos bij Finsterwolde.
Het rommelt in de verte, het dreigt, maar blijft droog en warm.
(Natuurdagboek Trouw 28 april 2014)