Op de rand van riet en zee
Als ik dan toch in Oost-Groningen ben, kan ik net zo goed helemaal naar de marge van ’s lands periferie gaan. Dat fantastische plekje op de grens van Nederland en Duitsland, van land en zee. Nieuwe Statenzijl, met de Kiekkaaste van het Groninger Landschap. Die kijkhut staat op stoere poten op de rand van riet en waddenslijk. Riet in een zeearm met een flink getijdeverschil, waar vind je dat? Hier dus. Het is één van de mooiste plekjes van Groningen, Nederland, Europa, Wereld, Heelal. Vooral tegen de avond, als de zon in de Eems zakt en de roep van scholekster de stilte benadrukt.
Het is vloed. De ganzen, meeuwen en steltlopers zitten verweg op een zandbankje. Maar vlakbij is ook van alles te zien. In de hut metselt een boerenzwaluw een nest tegen de nok. Hij vliegt door de gluurspleten af en aan met snavels slijk. Zijn vrouwtje kijkt verlekkerd toe als hij zich met zijn verleidelijk gespleten waaierstaart tegen de wand stut en het nieuwe cement op het nest boetseert.
Maar een dwarsbalk lager zit zijn rivaal. Die heeft ook een nest. Maar hij metselt niet meer, hij kwettert jaloers tegen de zwaluw boven hem. Die heeft de hoogste plek, die heeft het vrouwtje. Wat een tijd en energie steken de vogels in hun burenruzie!
Intussen is er in het riet ook van alles gaande. Zingende blauwborstjes, ravottende baardmannetjes, rockende rietgorzen, een witte kwikstaart die de hut inspecteert en het warrige lied van de eerste rietzanger dit jaar. Twee bruine kiekendieven, man en vrouw, ploffen in het riet. Vrouw stijgt weer op met een rietstengel in haar snavel, die tweehonderd meter getransporteerd wordt, naar waar ze wil broeden.
(Natuurdagboek Trouw 29 april 2014)