Fluitend achter de fluiters aan

Heeft u weleens een zingende fluiter gemist? Dan zult u wel doof zijn, althans volgens Rob Bijlsma in het blad Drentse Vogels. Ze zingen nogal hoor- herkenbaar. De eerste fluiters, die weldra uit Afrika arriveren, verraden zich door hun zang en elke zingende fluiter is er één, als je vogels telt. Maar Bijlsma houdt het nooit bij tellen alleen. Hij vraagt zich af: wat betekent de zang van zo’n vogel? In de lente loopt hij dagelijks zo’n acht uur door het bos.
Fluiters zijn kleine zangers van loof- en gemengd bos. Ze zijn grijsgroenig met gele borst en wenkbrauw. De mannetjes zingen. Zingen ze in juni of juli uit volle borst, dan zoeken ze nog steeds of weer een vrouw. Misschien is er een vrouwentekort, of zitten de vrouwtjes op de eieren en zoeken ze een tweede vrouw voor erbij.
Is een fluiter niet gepaard, dan zingt hij ook midden op de dag, maakt hij korte baltsvluchtjes en hapt hij soms een insect uit de lucht. Is hij wel gepaard, dan volgt hij zijn vrouwtje als een schaduw, meestal zwijgend. Of hij zingt een zachte triller; het staartje van zijn vaste lied. Dat betekent dat het vrouwtje nestelt of eieren legt. “Als je dat hoort”, doceert Bijlsma, “kun je een paartje noteren.” Hebben ze jongen in het nest, dan laten de oudervogels zo vaak een luide lokroep horen, dat je volgens Bijlsma “op volle snelheid door het bos fietsend en fluitend fluiters met jongen kunt opsporen”.
Het aantal fluiters verschilt per jaar sterk, net als het aantal gepaarde fluiters. Als er veel fluiters zijn, maar nauwelijks vrouwtjes, schieten die vogels daar qua broedsucces weinig mee op.
(Natuurdagboek Trouw 14 april 2014)