Een nieuwe lente, een wespennest
De lente begon vroeg en de wespen al helemaal. Christiaan Both van de Rijksuniversiteit Groningen vond maandag al een wespennestje met een koningin. Dat nestje zit in een nestkast. Wespen metselen hun nesten graag in nestkasten. Both is zoals iedere lente met medewerkers van zijn vakgroep dierecologie druk met bonte vliegenvangers. Die komen nu uit Afrika, een week eerder dan gebruikelijk, en nemen hun intrek in honderden nestkasten in Drenthe. Daar worden ze bestudeerd, onder meer naar hun mogelijke aanpassing aan verschuivende seizoenen.
Nestkasten zijn bedoeld voor vogels. Vogelonderzoekers vinden wespennesten maar stoorzenders. “Ze gooien ze eruit”, zegt Both, “en sommigen schrijven dat op. Piet de Goede deed dat bijvoorbeeld jarenlang op de Veluwe. Uit zijn aantekeningenboekjes weten we dat de gemiddelde start van wespennestbouw is vervroegd van rond 20 mei begin jaren ‘80 tot begin mei nu.”
Wespen zijn er dus bijna drie weken eerder bij dan dertig jaar geleden, maar de koningin die Both maandag 7 april vond breekt alle records. Both ploos de boekjes van De Goede nog eens uit. Van vele honderden wespennesten was de vroegste uitschieter 15 april. “Dat was in 1991 en vrijwel alle wespennesten van voor 22 april komen uit dat jaar”, zegt Both. “Toen was het vanaf 10 april een paar dagen boven de 20 graden, waarna er serieuze nachtvorst kwam. Waarschijnlijk zouden die wespennesten doodgevroren zijn, als Piet ze in de kasten had gelaten. De eikenblaadjes die al uitbotten gingen er ook aan, evenals de rupsen. De meeste mezenjongen gingen toen dood. Vliegenvangers stelden de leg nog even uit en broedden laat. Dat vroege genestel in zo’n vroege lente is dus nogal riskant. Eén flinke nachtvorst en het is gedaan.”
(Natuurdagboek Trouw 11 april 2014)