Zwam infiltreert boom

Mijn pad voerde langs de wortelkluit van een enorme, gevloerde beuk. De boom had met zijn ondiepe, horizontaal gegroeide wortels een muur van doorwortelde aarde opgetrokken. In zo’n wortelwand kan van alles leven aan dieren, planten en schimmels. Op de kluit die ik passeerde groeiden koddige, vilten bolletjes, gelig van kleur. Jonge zwavelzwammen, dacht ik.
Na enkele dagen waren ze gegroeid tot wat ik van boven aanzag voor oesterzwammen. Van onder echter hadden ze geen diep gegroefde lamellen maar meer een soort spons. Geen oesterzwammen dus. Eén hoed was al wat groter en leek op een tolzwam. Een nog grotere deed me denken aan een zadelzwam. Er waren opvallend veel hoeden en gezien de drukte dacht ik ook even aan een bundelzwam.
Het raadplegen van een paddenstoelengids en een determinatiesite zette me op het juiste spoor. Het bleken zwavel-, oester-, tol-, zadel- noch bundel-, maar reuzenzwammen. Een cluster van hoeden hoort meestal bij dezelfde, ondergronds levende zwam, als de bloemen aan een plant of de appels aan een boom. Ook de vele hoeden van de reuzenzwam zijn de bovengrondse sporendragers van waarschijnlijk één en dezelfde zwam. Samen vormen ze een fors paddenstoelenbos, maar hun reuzenstatus danken ze aan het feit dat de afzonderlijke hoeden wel een halve meter breed kunnen worden en als een klaptafel uit een boom kunnen steken.
Reuzenzwammen infiltreren levende bomen, om voedingssuikers van de wortels aftappen. Die bomen vormen dan nieuwe wortels, maar zullen er uiteindelijk aan bezwijken. Dan kan de zwam nog een tijd van het rottende hout leven.
Meestal groeien ze vlak boven de grond aan de boom, dichtbij de wortels, en als die wortels na een val bloot komen te liggen, zoals op de foto, is dat wel zo makkelijk voor een reuzenzwam. Die kan dan direct op de wortels groeien en hoeft niet eerst met zijn spinragfijne zwamvlok door het hout heen te boren.
(Natuurdagboek Trouw, donderdag 3 oktober ’24)