Ze heeft het zelf niet uitgekiend hoe stoere taal de vrede dient
Eens
Minister Faber maakt het al te dol
Ze zegt althans geen liefdevolle dingen
Die zal niet snel een toontje lager zingen
Zij heeft haar woordje klaar maar weinig wol
Al uit ze zich beslist niet fijnbesneden
Al dreigt ze nog zo vaak met iets gemeens
Al staat ze met gebalde vuist wijdbeens
Zij dient met haar gespierde taal de vrede
Want iedereen beaamt: ze doet geen drol
We zijn het eens; haar woorden blijken hol