Wielewaal met jong
Wielewaal is vast bedoeld als onomatopee, klank-imitatie, maar ‘dudeljo’ dekt de tekst van een wielewaal beter. Wielewaal klinkt wel poëtischer.
Op een koele lentemorgen zong er bij ons in de tuin een wielewaal. Dat is bijzonder. Wielewalen zijn in Nederlandse bossen zeldzaam geworden. In het buitenland zijn ze algemener. Naarmate het landschap er minder is uitgekleed, heb je meer kans op wielewalen. Die stellen niet eens zulke hoge eisen. Ik heb wielewalen gehoord op parkeerplaatsen langs Franse snelwegen. Daar stonden populieren en dat zijn onder wielewalen de populairste bomen.
Ik heb vaak boomtoppen en bosranden zitten afspeuren, als daar een wielewaal zong. Vorig jaar hoorde ik er een in Duitsland in een rij populieren. Ik speurde van een afstandje de kruinen af. Niets. Soms verplaatste het geluid zich een eindje en zelfs het stukje vliegen ontging me. Ik heb hem niet gezien.
Maar het gebeurde ook een paar keer dat ik ze heel mooi zag. Dan waren mannetjes aan het donderjagen en hadden ze geen oog voor mij. Ik des te meer voor hen, met hun felle geelzwart.
In ouderwets afwisselend landschap en in populierenbossen in de Flevopolders en de Lauwersmeerpolder zijn wielewalen wat minder zeldzaam. Daar vang ik weleens een gele (m) of geelgroene (v) glimp op. De vogel in onze tuin liet echter zelfs die glimp niet zien.
Meint Mulder, gepensioneerd schoolhoofd en vrijwilliger bij Staatsbosbeheer, had meer geluk. Hij stuurde foto’s van een wielewaal op het nest. Dat nest was hem aangewezen en hij wees het mij aan. Het zat verrassend laag en niet in een populier maar in een els. Het lag niet op, maar hing aan een tak. We konden het van een afstandje zien zonder de vogel te verstoren. De foto is een uitvergroting. Meint meldt dat er kuikens zijn. Hopelijk overleven die de kilte en de regen. Het nest is intussen aan het zicht onttrokken door gebladerte. Wel zo veilig.
(Natuurdagboek Trouw, maandag 17 juni ’24)