Voorjaarsnachtvlinders wemelen niet meer
Nu de temperatuur hoog is voor de tijd van het jaar, roeren de vroege voorjaarsvlinders zich. Dat doen ze de laatste jaren wel vaker, want hoge temperaturen zijn gebruikelijk geworden. De temperatuur kan wel plotseling flink afkoelen. En dat is slecht nieuws voor de vlinders.
Nu is het nieuws voor vlinders toch al beroerd, zoals u weet. Insecticiden, een landschap zonder bloemen en klimaatverandering – daar zijn maar weinig soorten tegen bestand. Ik spreek wel eens nachtvlinderaars, die nachtvlinders vangen en weer vrijlaten, en die zagen in een jaar of 25 tijd hun vangsten slinken van duizend naar nul tot honderd exemplaren per avond.
Ik herinner me uit mijn kindertijd straatlantarens en buitenlampen waar het ritselde van de nachtvlinders. Dat is voorbij. Als de winter destijds kwakkelde, konden de ramen ’s avonds wemelen van de winter- en voorjaarsvlinders. Nu moet je ze met een lantarentje zoeken.
Eén zo’n vroege nachtvlinder is de kleine voorjaarsspanner (foto). Die is met zo’n anderhalve centimeter lengte inderdaad een kleintje. Hij heeft als ie zit een driehoekige vorm, met afgeronde vleugelpunten. Over zijn vleugels wisselen donkere en lichte banden elkaar af. Bij het ene exemplaar zijn die veel duidelijker dan bij het andere.
Ik schreef ‘hij’ en ‘zijn’, wat seksistisch bevooroordeeld lijkt, maar gevleugelde voorjaarsspanners zijn altijd mannetjes. We hebben het hier trouwens over de biologische verdeling in twee geslachten en niet over een kleurenwaaier aan genders. De voorjaarsspannermannetjes komen op licht af, maar in de duisternis fladderen ze rond de stammen van eiken en andere loofbomen. Dan gaan ze hun neus achterna, voor zover je die twee enorme antennes een neus kunt noemen. Snuffelend komen ze vrouwtjes op het spoor, die met hun vleugelloze lijfjes als muurbloempjes op een minnaar wachten. Ze klikken hun achtersten aan elkaar en vieren de lente.
(Natuurdagboek Trouw, donderdag 8 februari ’24)