Verdronken blauwe glazenmaker
In juli en augustus sluipen de blauwe glazenmakers uit. Blauwe glazenmakers zijn grote libellen, die één of twee jaar onder water hebben doorgebracht als ei en als larve, en die nu langs waterplanten naar boven klauteren, waar ze opdrogen en uit hun huid barsten. Het uit de huid kruipen noemen insectenkenners ‘uitsluipen’. Na hun gedaanteverwisseling pompen ze hun ontvouwde vleugels op en vliegen ze weg, op zoek naar een partner. Als tandem vliegen ze samen rond in een zogenoemd paringsrad, waarna zij onder zijn toeziend oog eitjes afzet in het water.
Blauwe glazenmakers kunnen als imago langer dan twee maanden leven. Ze zijn tot begin oktober te zien. Ze vliegen vaak langs bosranden en bosjes, ook in tuinen, jagend op vliegen of andere insecten. Daarbij kunnen ze zich ver van hun geboortewater wagen.
Het water waarin ze als larve leven, is vaak een plas in een park, een sloot of een tuinvijver. Dat merkte Trouwlezeres Mieke Bruning-Van Os ook. ‘Er sluipen al een aantal weken vrijwel dagelijks blauwe glazenmakers uit’, mailt ze. ‘Een fantastisch gezicht! Vandaag wel drie. Ze zijn helemaal niet blauw maar geelgroen ook als ze van bleek naar kleurig zijn veranderd.’ Dat heeft ze goed gezien: blauwe glazenmakers zijn donkerbruin met gele en groene vlekken, waarvan een deel na een paar weken blauw kleurt. Daarom worden ze vaak voor een andere soort aangezien.
Mieke raadt mij en iedereen alleen daarom al een vijver aan, en om de kikkers, reigers en andere dieren die daarop afkomen. Ik heb gelukkig al een vijver en vlak voor ik haar mail ontvang, kom ik een blauwe glazenmaker tegen. De stumper drijft onder in de regenton, verdronken. Ik til ’m eruit en leg ’m neer. Wat een mooi beest, zo helemaal intact; zou ie nog leven? Zo ja, dan is het kantje boord. Ik leg ’m in de zon te drogen, maar na twee uur ligt ie er nog precies zo bij. Net uit zijn huid geslopen, nu al dood.
(Natuurdagboek Trouw, maandag 5 augustus ’24)