Rode boomrat met waaierstaart en oorpluimpjes
In onze nieuwe woonomgeving zouden allerlei soorten zoogdieren voorkomen. Nu lopen we dagelijks vier uur door de velden en landgoederen bij Eelde, en alleen van reeën durf ik te beweren dat er veel zijn. Ik heb één steenmarter gezien, geen boommarter, en nooit martersporen of -poep. Ik heb geen vos of vossendrol gezien. Ik kwam sporadisch een haas tegen en geen konijn. In een beekje ligt een dammetje dat door bevers gebouwd zou kunnen zijn. Ik zag één keer een muskusrat zwemmen. Ottersporen heb ik niet gevonden, en één keer de pootafdrukken van een das. Ik zag twee keer een bruine rat, en vond een dode. Ik zag een wezel het pad oversteken. Van anderen hoorde ik dat ze hermelijnen zagen. Vleermuizen zie ik wel, van bos- en veldmuizen vind ik holletjes. Spitsmuizen heb ik nog niet gezien, ook niet dood. Wel zijn er molshopen en bij huis zien we soms egels. Er zwierf een wolf door Eelde, maar die zwierf gauw verder.
Toen we hier nog maar net woonden, zagen we in de tuin vaak een eekhoorn, een rode. Soms zaten er zelfs twee tegelijk. We zagen ze vluchten voor katten en dat we een hond hebben helpt ook niet. Honden zijn er veel, en mensen ook, onder wie een paar jagers.
Eekhoorns laten zich al maanden niet zien, ook al serveren we nootjes. In de bosrand waarvandaan ze kwamen hebben we een eekhoornnestkast opgehangen, die genegeerd wordt. We hebben er in de omgeving wel verschillende gezien. Dat is toch altijd een leuke belevenis. Eekhoorns halen vogelnesten uit, maar ze hebben hun uiterlijk mee – hun aaibaarheidsfactor is enorm. Zonder waaierstaart en oorpluimpjes hadden ze boomrat geheten en waren ze gehaat geweest.
Ik zie eekhoorns vaker in tuinen en lommerrijke woonbuurten dan midden in het bos, zoals vroeger. Wellicht komt dat doordat er in tuinen minder haviken en boommarters leven, of doordat er meer voedsel wordt aangeboden, zoals voor vogels bedoelde pinda’s, vetbollen en zaden.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 22 november ’24)