Witte reigers in de Delta
Sinds een jaar of twintig kun je overal witte reigers zien. In moerassen en plassen, op weilanden en akkers, aan de kust en in het binnenland. Dat zijn meestal grote zilverreigers. Alleen op de wadden, vooral op Schiermonnikoog, en in de Delta zijn kleine zilverreigers in de meerderheid.
In 1979 zag ik mijn eerste zilverreigers in Nederland: zowel een grote als een kleine. Kleine kende ik uit de mediterrane zoutmeren van Zuid-Frankrijk, grote uit de Neusiedlersee in Oostenrijk. Sindsdien rukten beide soorten op, vooral de grote. Die blijven in de winter in Nederland, de kleine trekken deels weg. Maar lang niet alle. Zeker in het relatief zachte zeeklimaat van Zeeland blijven er heel wat overwinteren. Mocht het ze te koud worden, dan kunnen ze zich warmen aan het geloosde koelwater van de kerncentrale bij Borssele. Daar staan er tientallen.
Kleine zilverreigers zijn uiteraard kleiner dan grote. Ze hebben een kortere hals en een fraaiere kuif. Hun snavel is zwart, terwijl die van de grote meestal, maar niet altijd, geel is. Ook de snavel van de nog wat kleinere en gedrongen gebouwde koereiger is meestal geel. Die nieuwkomer is nu nog schaars.
Als enige van die witte reigers heeft de kleine zilverreiger gele tenen. Reigers hebben hoge poten met halverwege een knik. Die zou je voor knie kunnen aanzien, maar de knie blijft meestal onzichtbaar achter de buikveren. Wat wij algauw een vogelknie noemen, is de hiel. Op de foto is de linkerhiel zichtbaar. Wat het onderbeen lijkt is de (zwarte) voet en wat de voet lijkt, zijn slechts de tenen. En die zijn geel, zoals te zien is.
Ik zie kleine zilverreigers vaker aan de kust dan grote zilverreigers. Op Schiermonnikoog verzamelen zich in de herfst tientallen kleine zilverreigers bij de Westerplas. Ze hebben in de kwelder gebroed of komen van andere eilanden. De meeste taaien af voor de winter, maar vaak blijven er een paar achter.
(Natuurdagboek Trouw, donderdag 21 november ’24)