Kansen voor akkerkruid

Zomaar bloemenzaad strooien, tussen de planten in de tuin of op het gras, leidt zelden tot het gewenste resultaat. De concurrentie is te groot of de grasmat te dicht… Vorig jaar, we waren net verhuisd, pakten we het anders aan. Daar waar de grasmat dun leek, zetten we kant en klare wilde planten neer: Sint-Janskruid, slangenkruid, blauwe knoop, moeras- en bosandoorn. Die bloeiden allemaal tot in of na de zomer. Het idee was dat ze zich zouden uitzaaien of anderszins uitbreiden.
Maar nee, ze verdwenen allemaal. Is er, behalve concurrentie, meer aan de hand? Is de bodem te humusarm, te kalkarm, te slakrijk of te wantsrijk?
Tijdens de verbouwing haalden we een enorme vracht zand uit de grond onder ons huis en van een deel daarvan maakten we een duintje dat we inzaaiden met inheemse wilde bloemen. Ook haalden we honderden tegels weg, waar we hetzelfde deden. En daar verscheen in de nazomer en opnieuw in de lente een kleurrijke bloemenzee: dagkoekoeksbloem, avondkoekoeksbloem, bolderik, morgenster, vlasbekje, margriet, kaasjeskruid, klaproos, korenbloem en slangenkruid.
Kale zandgrond is een betere voedingsbodem voor zulke bloemen. Er staan mooie witte bloemen op hoge, rossige stengels tussen, met grijsgroene schutblaadjes: grijskruid. Grijskruid doet het goed op zandige, verstoorde grond, die het broederlijk deelt met allerlei grassen en granen. Het was dan ook een onkruid op graanakkers. Als graankorrels vervoerd werden, liftten grijskruidzaden mee en zo verspreidde de soort zich voortvarend. Zo is grijskruid vanuit Azië in (West-)Europa beland. Tegenwoordig krijgen akker(on)kruiden weinig kans meer en vele, waaronder grijskruid, zijn alleen nog in streken met ouderwetse akkerbouw te vinden.
In Nederland is grijskruid nog wel te vinden langs spoorwegen en op andere kale, zandige grond. Zoals in onze tuin. Het is familie van de kolen en wordt dan ook opgegeten door de rupsen van kool- en geaderde witjes.
Als de beplanting dichter wordt, zal grijskruid er vast verdwijnen. Maar dan plaggen we wel een stukje grasveld af, zodat de soort een ontsnappingsmogelijkheid krijgt.
(Natuurdagboek Trouw, donderdag 5 juni ’25)