Houtduif

Als kind was ik al vertederd door houtduiven, destijds door mijn ouders bosduiven genoemd. Houtduiven leefden toen ook massaal in de bossen, terwijl ze graan- en maïskorrels aten op de akkertjes aan de bosrand, of soms midden in die bossen. Wijn woonden in Amersfoort op loopafstand van het bos, en houtduiven zullen vast in de groene, lommerrijke tuinen gebroed hebben. Of ze kwamen uit dat bos om op het akkertje van onze tuin korrels te oogsten. Want niet alleen klopte mijn moeder het tafellaken drie keer per dag uit, maar bovenal hadden wij een duiventil met een wisselend aantal tamme duiven. Er werd dus duivenvoer gestrooid en daar wisten de houtduiven wel raad mee.
Huismussen wisten dat ook en die hipten tussen de houtduiven door, als biggen tussen de varkens. Ik herinner me dat ik eens een houtduif zag die een mus pikte, optilde en weer neerkwakte. Ik vond het heel stoer van de duif, maar ook schokkend, want ik zag houtduiven als zachtaardige schommels, een beetje sullig en onhandig, en vooral lief.
Tegenover dat ene initiatief van een agressorduif stond een huismus die toesloeg zodra een houtduif de vleugels strekte. Dan schoot de mus toe en griste hij een donsveertje uit de duivenoksel. Als de duif doorkreeg wat er aan de hand was, was de mus al op weg naar de dakgoot om het veertje aan zijn levensgezellin te overhandigen voor een zacht gevoerd nest.
Nog steeds vind ik houtduiven aandoenlijk. Alle duiven eigenlijk. Kom bij mij niet aan met valse beschuldigingen als ‘vliegende ratten’, tenzij je het bedoelt als compliment voor ratten. Houtduiven hebben als voordeel dat ze in januari al paren vormen en hun gezinsuitbreidingen plannen. Dat mag ook wel, want duiveneieren en -jongen zijn geliefde kost bij roofvogels, katten en andere vleeseters. Daarbij: duiven zijn zulke linkshandige klussers dat hun nest vaak uit de boom waait. Zeker wanneer ze erop gaan staan klapwieken.
Ik hoorde al een paar keer in het holst van de nacht een houtduif koeren. Houtduivengekoer heeft iets dromerigs, en past wel bij de nacht. Het is een koer uit vijf tonen. Tel je er drie, dan koert er een Turkse tortel. Het mag dan hartje winter zijn, de koerende nachtduif belooft dat de lente komt. Dit was nummer 2 in de reeks vogelgeluiden.
(Natuurdagboek Trouw, maandag 3 februari ’25)