Dodelijk giftig
In een smalle grasstrook tussen weg en voetpad, waar eiken groeien, tref ik twee paddenstoelen. Ze zijn hooguit 1 keer eetbaar, zo giftig zijn ze.
Ze zijn iets kleiner dan vliegenzwammen, hebben een lichtgroene hoed zonder stippen op een witte steel. Om die steel wappert een rokje. Met de voet van hun steel lijken ze in een ingegraven vaasje te staan. Dat is het restant van het ‘ei’, de ‘beurs’ of de ‘knol’, waar ze uitbarstten toen ze uit de grond schoten.
Deze zijn groenbruinig, maar ze kunnen zo licht van kleur zijn, dat je ze voor champignons zou kunnen aanzien. Daarom zijn dat rokje en dat vaasje belangrijk determinatiekenmerken voor wie wilde paddenstoelen eet. Ik zou lichtgekleurde exemplaren trouwens eerder aanzien voor gele knolamanieten, die vaak (gebroken) wit zijn. Maar over deze twee paddenstoelen is geen twijfel mogelijk: dit zijn groene knolamanieten.
Voor paddenstoelenherkenning zijn zichtbare kenmerken vaak ontoereikend, en niet alleen omdat ze sterk kunnen variëren in formaat, vorm en kleur. Soms moet je onder een microscoop de sporen vergelijken voor zekerheid. Vaak zijn geur en smaak doorslaggevend. Proeven doe je met een likje, je kauwt niet, je slikt niets door.
De groene knolamaniet ruikt naar honing en schijnt ondanks zijn giftigheid goed te smaken. Voor zover bekend dan, want dit is typisch een soort die maar 1 keer eetbaar is. Het is de giftigste paddenstoel die we hebben. Het duurt uren voordat je hevige buikkrampen krijgt en dan helpt het leegpompen van je maag niet meer. Dan kan een langdurig infuus met een leverbeschermend middel helpen en anders een levertransplantatie. Zonder behandeling is de overlevingskans 30 procent, met waarschijnlijk blijvende leverklachten.
In Nederland durven we alleen paddenstoelen te eten die in plastic verpakt uit de supermarkt komen, en het laatste mij bekende sterfgeval dateert al van vijftien jaar geleden.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 18 oktober ’24)