Slak op hoed
Eergisteren kondigde ik het einde van het paddenstoelenseizoen aan. Deze honingzwam bevestigt dat einde. De zwam heeft althans zijn beste dagen ingeruild voor een aftakelende oude dag. De levenscyclus van paddenstoelen gaat trouwens snel; langer dan een week blijven ze niet mooi en soms kwijnen ze na drie dagen al weg.
Uitdroging, bevriezing en vraat zijn drie fnuikende omstandigheden voor paddenstoelen. Althans voor de zichtbare delen: de hoed en de steel. Onder de grond woekert de zwam onbekommerd voort. Of liever: in rottend hout. Honingzwammen leven op dood en stervend hout. Groeit er een honingzwam uit een boom, dan is die boom reddeloos verloren.
De zwam op de foto groeit in het gras. Maar hoogstwaarschijnlijk ‘wortelt’ hij in een onder het gras verstopte dode tak of boomwortel. Vooral de zwaarmoedige neef van de honingzwam, de sombere honingzwam, doet dat vaak. Ik weet trouwens niet zeker of dit een honingzwam is. Hij is al te ver heen voor een betrouwbare identificatie.
Dat maakt die jonge wegslak niets uit. Hoewel, ik weet helemaal niet of het die slak iets uitmaakt. Zijhij (slakken zijn tegelijk man en vrouw) zou misschien liever een verse honingzwam eten. Hijzij heeft nog niet geknaagd; anders zouden er sporen te zien zijn. Heel vaak zijn paddenstoelen aangevreten door (bos)muizen en slakken. In het eerste geval zijn er hapjes uit de rand genomen, in het tweede geval strookjes over de hoed afgeschraapt.
Dit jonge naaktslakje laat een slijmvoorraadje zien. Op het achterwerkje parelt een druppel. Slijm wordt niet daar afgescheiden, maar aan de onderkant van de slak, die niet de buik maar de voet genoemd wordt. Het slijm dat een aan de wandel zijnde slak daar produceert, vormt een glibberig bedje om over voort te glijden. Het zou niet efficiënt zijn de glijbaan na één passage te laten liggen en dus verzamelt de slak het gepasseerde slijm, om het op te eten.
(Natuurdagboek Trouw, donderdag 30 november ‘23)