Roestige tapijtschelp
Op het strand kun je tapijtschelpen vinden. Ze waren jarenlang behoorlijk zeldzaam, maar maken een bescheiden come-back. Sinds een paar jaar spoelen er regelmatig doubletten aan, dubbele schelpen, soms doosjes genoemd. Dat bewijst dat er niet ver van Nederland tapijtschelpen leven. Het zijn tweekleppigen, de kleppen zitten aan elkaar vast met een slotje. Als het schelpdier sterft en vergaat, blij dat slotje nog een tijd intact.
Misschien hoort u nu voor het eerst van de tapijtschelp. Maar kent u spaghetti vongole? Dat is spaghetti met tapijtschelpen. In Italië worden die schelpdieren gekweekt. Het zijn weliswaar de mediterrane verwanten van onze tapijtschelpen, ze zijn kleiner en goudbruin gemarmerd. Ze heten gouden tapijtschelpen. Tapijtschelpen zijn er in soorten en maten.
Soms vind je op het Nederlandse strand een tapijtschelp die gladder is gesleten dan de ‘gewone’ tapijtschelp, die iets slanker is en grijsblauw. Die is weer van een andere soort, pardon: was een andere soort. Grijze tapijtschelpen maken geen come-back meer, ze zijn uitgestorven. Daarom zijn ze ook grijsblauw. Ze zijn verkleurd door een lang verblijf in de zeebodem. Daar zit een beetje ijzer in en daardoor verkleuren schelpen. Soms zijn ze roestbruin geworden, meestal grijsblauw. Laten we zeggen dat ze roesten. Rust roest, en die schelpen liggen er duizenden of tienduizenden jaren. Grijze tapijtschelpen zijn waarschijnlijk tijdens de laatste ijstijd uitgestorven, dus minstens elfduizend jaar geleden.
Tijdens al die jaren in de zeebodem worden de schelpen bros. De kleppen die op het strand liggen, zijn bijna altijd kapot. Maar heel soms knipoogt een gaaf exemplaar je uit de vloedlijn tegemoet. Zoals de schelp op de foto. Die was nog maar net aangespoeld. En meteen al in de krant!
(Natuurdagboek Trouw 24 maart 2014)