Bink van een cicade

De cicade op de foto is een knaap van een centimeter of vijf. Hij is nauwelijks zichtbaar, maar des te hoorbaarder.
Hij is zo goed gecamoufleerd, dat ik hem door de camera niet meer zag. Ik drukte af op de gok. Op de foto is hij wel te onderscheiden, maar lastig. Zo lastig, dat de beeldredactie laatst onbedoeld een reepje van het insect afsneed, voor hij in de krant kwam bij het natuurdagboek over camouflage.
Met zijn achterlijf maakt de cicade een oorverdovend lawaai. Krekels zijn er niets bij. Krekelmannetjes tsjirpen door met hun achterpoten over hun achterlijf te wrijven. Wie het luidst tsjirpt, laat zijn achterpootspieren het hardst werken en vormt het meeste melkzuur. Dat ontdekte de Engelse biologe Sophie Moles laatst. Zij meent dat de hoeveelheid melkzuur aantoont hoe gespierd een krekel is. Een luide tsjirper bewijst zichzelf als gespierde en aantrekkelijke bink voor krekelvrouwtjes. Hetzelfde zou het geval kunnen zijn bij cicades.
Cicades tsjirpen niet, ze zoemen of fluiten eerder, soms snerpend hoog, soms even luid als een cirkelzaag. Cicaden hebben aan beide zijden een trommelorgaan. Deze tymbalen (niet te verwarren met cymbalen) bevatten een grote spier, die kleine plaatjes laat trillen. Deze trilplaatjes worden heen en weer gebogen, wat een ‘klik’ veroorzaakt, zoals een ijzerplaatje dat u buigt. Voor kinderen zijn er klikkende ijzerplaatjes met een bol figuurtje eromheen, dat als klankkast fungeert. De trilplaatjes van cicaden klakken eveneens in een klankkast: een met lucht gevulde lichaamsholte. Vaak heeft die holte ook nog een soort trommelvlies die meevibreert en het geluid versterkt tot niveau oorverdovend.
De oorverdovendste cicade heeft de sterkste tymbaalspier en is voor vrouwtjes waarschijnlijk de aantrekkelijkste bink.
(Natuurdagboek Trouw 24 feb. 2014)