De zomerhit van de veldleeuwerik

Eind jaren zeventig was de veldleeuwerik een van onze vijf talrijkste vogels, samen met algemeenheden als huismus, merel, spreeuw en koolmees. Je kon bijna overal leeuweriken zien en vooral horen. Sindsdien hebben we die soort nagenoeg uit weten te roeien: best een knappe prestatie. Waarin een klein land groot kan zijn!
Er zijn echter nog veldleeuweriken, al is er misschien nog maar 1 procent over van wat er vijftig jaar geleden rondfladderde. Veldleeuweriken zijn nochtans niet kieskeurig; ze vinden alle landschappen goed, behalve bos en moeras.
Wie kent niet The Lark Ascending van de Britse componist Ralph Vaughan Williams? Dat stuk stamt uit 1914. Ook op vele schilderijen en in gedichten hebben veldleeuweriken de hoofdrol. Maar de kunstwerken zijn vijftig, honderd jaar oud of nog ouder. Want waar hoor je dat heerlijke gekwinkeleer nog? Dit is deel 9 uit mijn serie vogelzang.
Op weilanden zijn ze in Nederland niet meer te vinden, op sommige akkers houden veldleeuweriken het nog vol, maar de hoogste dichtheden zijn te vinden in onbemeste, korte, grazige vegetaties: kwelders, heiden en militaire terreinen.
Bij ons dorp ligt een leeuwerikenveld. Ik zag daar veldleeuweriken op de sneeuw scharrelen. Tot begin november zongen ze soms, op lenteachtige dagen. Meestal zingen ze tot begin augustus. Ik hoor ze nu alweer naar hartelust zingen: lente!
Een zingende veldleeuwerik vliegt steeds hoger, tot ie een nauwelijks zichtbaar stipje wordt: het ascending uit het muziekstuk. Dat is gebaseerd op een gedicht van George Meredith, waarin het lied van de veldleeuwerik the silver chain of sound wordt genoemd: de zilveren ketting van geluid. Want veldleeuweriken zingen maar door. Dat lijkt althans zo, omdat er zoveel zijn dat er altijd wel enkele zingen. Gemiddeld zingt een veldleeuwerik 2,3 minuten, stelde de Nederlandse onderwijzer en vogelaar Jules Philippona eind jaren ’90 vast.
Het leeuwerikenlied is de ultieme zomerhit. Liggen in het gras op een warme julidag zonder een veldleeuwerik is voor mij ondenkbaar. Toch zijn er al twee generaties opgegroeid die een leeuwerik niet meer kennen. Wat een verlies!
(Natuurdagboek Trouw, woensdag 27 februari ‘25)