Schollies vluchten voor de vloed

De scholeksters verzamelen zich in hun sociëteiten. In de buurt van onze vorige woonplek bevond zich zo’n soos, een soort wachtkamer voor de territoria. Tientallen scholeksters verzamelden zich daar in februari, om banden te smeden, hiërarchieën te bepalen en vrijgekomen territoria te verdelen. Vanuit de soos verspreidden ze zich over de omgeving, om die territoria in te nemen.
Aan de oostkant van het begin van de oude steiger op Schiermonnikoog verzamelen zich ook scholeksters, wel honderden. Dat is meer dan een soos, het is jaarrond een hoogwatervluchtplaats. Scholeksters broeden graag op kwelders en brengen de winter door aan de kust, vooral de Waddenkust. De eilander schollies scharrelen hun kostje bij elkaar op het wad. Dat doen ze bij eb, als het slik zicht- en bereikbaar is voor hun scherpe rode oogjes en hun rode wroetsnavels. Ze eten ongewervelden, waaronder schelpdieren. Die wrikken ze open met hun sterke snavel. Scholeksters die zich specialiseren in schelpdieren hebben vaak kortere snavels dan scholeksters die zich toeleggen op wormen. Dat is geen gevolg van evolutie maar van slijtage.
Waar scholeksters zijn, laten ze zich horen: ‘tepiet tepiet tepiet!’ Ook ’s nachts klinkt dat, vooral op Schiermonnikoog en op het wad. Groepen scholeksters die vliegend hun krachten meten, bestaan uit vogels die nog geen territorium hebben. Ze bepalen dan de tweede en derde plek op de ranglijst, zodat ze weten wie een vrijgekomen territorium krijgt. Dit blijkt uit langdurig onderzoek op Schier door de onlangs gepensioneerde onderzoeker Bruno Ens.
Als wadvogels zijn ze gewend aan een ander slaap-waak-ritme dan de meeste vogels. Scholeksters gaan niet zozeer ’s nachts naar bed, als wel met vloed. Op de hoogwatervluchtplaats rusten en buiken ze uit na een laagwaterperiode van kostwinning. Bij vloed zoeken ze een plek die droog blijft en vrij is van mensen en honden. Ondanks stijging van de zeespiegel maakt vooral de laatste eis zulke plekken zeldzaam.
Op Schiermonnikoog delen ze hun hoogwatervluchtplaats met tureluurs, wulpen, strandlopers, eenden, ganzen, meeuwen en andere wadvogels.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 28 februari ‘25)