Tjiftjaffen zingen in de herfst
Nog steeds hoor ik elke dag tjiftjaffen zingen. Het is dan ook zulk mooi weer, je zou als vogel toch het voorjaar in je kop krijgen? Als mens ook, trouwens. Maar tjiftjaffen zingen elke herfst wel, zij het lang niet zo veel, zo lang en zo luid als in de lente en zomer.
Als u qua vogelkennis tot ’s lands gemiddelde behoort, vermoed ik dat u zich een tjiftjaf niet meteen voor de geest kunt halen. Noem eens tien Nederlandse vogelsoorten. Dikke kans dat u merel, huismus, spreeuw, vink, (kool- en pimpel)mees, roodborstje, (hout)duif, (kok- en zilver)meeuw, eend, reiger, ekster, gaai en kraai noemt, maar de tjiftjaf niet. In dit rijtje staan acht soorten uit de landelijke broedvogeltop-10. De ontbrekende twee zijn tjiftjaf en fitis. Beide trekken weg naar het zonnige zuiden. En als Scandinavische tjiftjaffen en fitissen op doorreis Nederland aandoen, willen ze zich hier nog wel eens territoriaal gedragen, en dat betekent: zingen!
Fitissen zingen een melancholisch riedeltje van hoog naar laag, heel anders dan tjiftjaffen die hun naam noemen en die herhalen. In dat opzicht hebben tjiftjaffen een narcistische stoornis. Fitissen hoor ik deze herfst gek genoeg helemaal niet, tjiftjaffen des te meer.
Sovon Vogelonderzoek schat het aantal broedparen van de tjiftjaf op 310 tot 500 duizend. Dat zijn 620 tot een miljoen tjiftjaffen. Met de jongen van afgelopen seizoen erbij zijn er dus zeker één- tot tweemiljoen tjiftjaffen. Daarbij komen nog tussen de 50 en de 200 duizend doortrekkers uit onder meer Zweden. En daaronder zitten die zingende tjiftjaffen die ik hoor.
En die taaien allemaal ongemerkt af. Ze trekken ’s nachts en vallen als kleine bruingroene vogeltjes niet op in bomen en struiken. Enfin, nog een week ofzo, dan zijn ze weg. Op de paar duizend tjiftjaffen na, die hun reis cancelen. Het wordt ze te heet in het zuiden, terwijl het in Nederland nauwelijks nog vriest.
(Natuurdagboek Trouw, woensdag 9 oktober ’24)