Boerenzwaluwen vliegen hoog en laag
Eén zwaluw maakt geen zomer. We hebben intussen een warme zomerweek gehad. Ik heb veel over de warmte horen klagen, hoewel ik voorafgaand aan die week maandenlang hoorde klagen over kou en regen. Klimaatverandering betekent weersextremen. Die vallen die in Nederland nog mee; in India en Mexico werd het 50+.
Wij hadden een nat en koel voorjaar. Toch scheerden de zwaluwen rond. De ene die geen zomer maakt, is waarschijnlijk een boerenzwaluw, onze algemeenste zwaluw. Er broeden naar schatting zo’n 300 duizend paar boerenzwaluwen in Nederland, en voor de intensivering en chemicalisering van het platteland waren dat er nog meer, al weet niemand hoeveel, want zulke algemene soorten werden voor lief genomen en niet geteld.
Boerenzwaluwen zijn donkerblauw, bijna zwart, met een crèmekleurige buik en een rode keel. Ze hebben een veel dieper gevorkte staart dan huiszwaluwen, die bovendien zwart zijn met een witte stuit. Oeverzwaluwen zijn grijsbruin met een bruine borstband over hun witte onderkant. Gierzwaluwen zijn groter en kwetteren niet maar gieren. Dat zijn officieel geen zwaluwen maar officieus wel.
Over (boeren)zwaluwen denkt men dat ze het weer voorspellen. Als ze laag vliegen, gaat het regenen. Vliegen ze hoog, dan wordt het zonnig. Daar zit een kern van waarheid in, maar oorzaak en gevolg zijn verwisseld.
Ik loop vaak een ronde door de velden ten oosten van Paterswolde en als het regende, zag ik zwaluwen onder de bomen jagen. Daar schuilden vliegen en muggen. Brak de zon door, dan verruimden ze hun jachtgebied. Deze lente waren ze vaak veroordeeld tot een paar bosjes en een bomenrij. Er waren weinig insecten door de kou. Ik vond een pas uitgevlogen boerenzwaluw, dood; waarschijnlijk van honger omgekomen.
Gelukkig beginnen boerenzwaluwen na een mislukking vaak een nieuwe leg, en blijven ze tot september broeden. En als de insecten hoog vliegen, vliegen zij daar ook.
(Natuurdagboek Trouw, woensdag 3 juli ’24)