Watersalamanders op het land

In onze tuin liggen stapels bejaarde, van rivierklei gebakken klinkers. Er liggen ook stapels stokoude dakpannen, bros geworden door de tand des tijds. De dakpannen lagen in de weg, de straatstenen raakten we kwijt aan een pad.
Onder de eerste dakpan die ik optilde, zat een salamander. Onder de tweede zaten er twee. Ik heb de pannen teruggelegd. Ze liggen niet meer in, maar naast de weg.
Onder de klinkers zaten ook salamanders. Steeds als ik stenen wegpakte, kropen de salamanders onder een volgende steen. Ze hadden gezelschap van bruine kikkers, loopkevers, duizendpoten, pissebedden, regenwormen, naakt- en huisjesslakken.
Salamanders en kikkers zijn amfibieën. Ze komen in het water ter wereld en leven als ze ouder worden op het land. Daar zijn ze vooral ’s nachts actief, of bij vochtig weer, of onder dichte vegetatie. Bij zonnig weer schuilen ze onder boomstammen en stenen. Toen de laatste klinkers hergebruikt waren, legde ik een paar overtollige dakpannen neer, zodat de beestjes konden schuilen. Er zitten twee kikkers en twaalf salamanders onder die pannen.
Het zijn kleine watersalamanders. Ze zijn vast in onze tuinvijver geboren. Daar zitten waterplanten in, waarop salamanders eitjes kunnen afzetten. Die eten ze soms zelf weer op; ze zien het verschil niet tussen een eiwitrijke lekkernij en hun eigen nageslacht. Dat geldt voor onze kippen ook, die zijn gek op gekookt ei.
In hun jonge visstadium hebben salamanders kieuwen en jagen ze op kleine bodemdiertjes. Als landdier verliezen ze hun kieuwen, zwemvliesjes en staartzoom, en jagen ze op bodemdiertjes. Ik zie ze nochtans vredig naast regenwormen en slakken.
Als ik een steen licht, schieten de salamanders soms snel weg, maar vaker nog houden ze zich dood, soms zelfs op de rug. Dan komt hun gele buik in zicht, die wellicht rovers afschrikt. Ik vrees dat onze kippen er niet van schrikken, dus die houd ik uit hun buurt.
(Natuurdagboek Trouw, maandag 1 juli ’24)