(Zwarte) roodstaart
De lente vordert: appels, kersen, meidoorns en vele andere loofbomen botten uit, sleedoorns en krentenboompjes bloeien, pinksterbloemen en dotters bloeien, hazen rammelen, zwartkopjes zingen. De eerste zwaluw bracht geen zomer maar intussen zijn boerenzwaluwen en oeverzwaluwen met vele uit Afrika gearriveerd. Fitissen druppelen binnen en de rest komt op gang: braamsluipers, vliegenvangers, roodstaarten.
In Nederland broeden twee soorten roodstaarten: gekraagde en zwarte. Het zijn twee van onze mooiste vogels. Gekraagde arriveren later dan zwarte roodstaarten, die er in maart al zijn. Die bergvogels vinden in Nederland een rotslandschap dat zich nog altijd uitbreidt met nieuwe overslagcentra en berdrijventerreinen. Dat zal de reden wel zijn dat de vogels hun aantal van naar schatting 14 tot 22 duizend paar op peil weten te houden. Zwarte roodstaarten zijn midden in binnensteden, industriegebieden en bedrijventerreinen te zien. En vooral te horen: hun knarsige lied verraadt hen. Kijk dan omhoog en zie het vogeltje op een nok of in een boom. Vorig jaar hoorde ik er wekenlang een bij de bouwput van het stationsgebied in Groningen.
Kennelijk kunnen zwarte roodstaarten genoeg te eten vinden om aan een gezin te kunnen beginnen. Zulke kleine vogels hebben niet veel nodig, maar wij Nederlanders hebben al vele kleine vogelsoorten over de kling gejaagd of het moeilijk gemaakt. Zwarte roodstaarten eten dan ook een breed menu van geleedpotigen.
Dat zo’n prachtig vogeltje niet bedreigd wordt vind ik een opsteker. Het is een hele prestatie van die soort. Laten we zuinig op ze zijn. Wij richten onze nieuwe tuin rommelig in voor insecten en holletjes zijn er in overvloed. En hoor: tijdens het klussen worden we aangemoedigd door het roestige riedeltje van een zwarte roodstaart. Die zit vaak boven in de beuk; goed te zien in de bladerloze krjuin. Check. Nu nog een gekraagde roodstaart!
(Natuurdagboek Trouw, donderdag 11 april ’24)