Natuur kan troostrijk zijn

Een lezer vroeg mij of ik meer natuurdagboeken kende. Hij overwoog een natuurblog op internet te beginnen. Er bestaan zeker meer natuurdagboeken. Meer dan ooit zelfs, dankzij internet. Op papier zijn er ook genoeg: menig dagblad, nieuwsblad, wijkkrant en sufferdje heeft een natuurrubriek. En op internet zijn de natuurdagboeken niet te tellen, al heten ze vaak anders. Per mail krijg ik ook diverse (on)regelmatig verschijnende natuurverhaaltjes.
De schrijfstijl verschilt nogal, van hoogdravende lyriek tot geploeter met -dt’s, maar er is een constante: bijna altijd voelt een vogel zich ergens thuis. In het riet voelt de karekiet zich thuis, in de struiken de winterkoning. Er wordt zich wat thuis gevoeld in de natuur! Hoe weten auteurs dat karekieten en winterkoningen zich daar thuis voelen? Omdat ze er vaak zijn? De meeste mensen wonen in Aziatische steden. Voelt de mens zich thuis in Aziatische steden?
Enfin, natuurdagboeken zijn er sinds er inkt is. Marga Coesèl inventariseert ze in haar nieuwe boekje Zorgeloos genieten, Natuurdagboeken en hun schrijvers (Noordboek). Zij onderscheidt drie soorten: natuurjournalen, waarin vooral soorten opgesomd worden, natuurdagboeken nieuwe stijl, waarin de natuurbeschrijving op sfeer en emotie gericht is, en natuurcolumns in dag- of weekbladen, waarin de columnist zijn kennis van en belangstelling voor de natuur wil overdragen. Als voorbeeld noemt Coesèl deed Henk van Halm, mijn kleurrijke voorganger in Trouw.
Ook mijn natuurdagboek schaart ze onder de natuurcolumns. Dat zal best kloppen, al herken ik me beslist ook in sfeer en emotie. Natuur roept algauw emoties op. Of er alleen zorgeloos genoten wordt is de vraag, maar natuur kan zeker troostrijk zijn. Het groeit en zingt maar door, alle narigheid negerend. Natuurdagboekanier Hans Warren probeerde in de natuur, schreef hij, ‘de verschrikkingen van de oorlog van me af te zetten’.
(Natuurdagboek Trouw, woensdag 10 april ’24)