Wespenkoningin aan de honing

Afgelopen herfst vonden we zoals in de meeste herfsten weer regelmatig stervende en dode wespen in huis. Niet overal – vrijwel uitsluitend twee zolderkamers vielen in de prijzen. Nog levende wespen zette ik buiten, al wachtte daar een onherroepelijke dood.
Ik dacht dat de wespen naar binnen kwamen om een kansje te wagen de winter te overleven. Maar hoe kwamen ze dan binnen? De ramen zaten dicht op ventilatieroosters na. En als de ramen openstonden, waren ze voorzien van horren.
Waarschijnlijk zat er een wespennest onder de dakpannen, of in de dakgoot. Tegenwoordig zijn de zomers zo kurkdroog, dat dakgoten geschikte woonplaatsen worden. Kennelijk wisten ze zich door kieren te wurmen, die ik niet kon vinden.
Die wespen waren te ver heen om te vliegen. De fitste kropen rond. Je moest er niet met blote voeten op trappen, maar waarom zou je dat ook doen? Ik heb geen neiging wespen te doden.
Na de zomer gaan wespen heen zonder zich nog te vermenigvuldigen. Dat hebben ze in de lente en zomer al gedaan. Er komt geen broed meer, de laatste nakomelingen zijn mannetjes die met een toekomstige koningin willen paren. De werksters worden werkloos en kunnen niet meer van de uitwerpselen van de larven leven. Ze gaan dus op zoek naar stuifmeel, cola, bier en appeltaart. Vervolgens gaan ze dood.
Aspirant-koninginnen proberen in een holletje of andere beschutte plaats de winter te overleven. Onverwarmde schuren en zolders zijn daarvoor geschikt. Kennelijk werd onze zolder door heel wat prinsessen goedgekeurd.
De laatste vonden we vorige week. Ze was sloom en uitgedroogd. Een theelepeltje met een klontje honing en een drupje water vond gretig aftrek. Van wespennesten heb ik nooit last – wespen bemoeien zich alleen in de nazomer met (snoepende) mensen. Na een uurtje bijtanken hebben we haar buiten gezet. Geen idee of ze het overleeft, maar het is de tijd voor nieuwe wespennestjes.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 5 april ’23)