Waar zijn de tuinvogels
Vandaag begint de tuinvogeltelling van Vogelbescherming Nederland, waaraan we het hele weekend mee kunnen doen. We hoeven slechts een half uur de vogels in de tuin of op het balkon te tellen, en de score door te geven op vogelbescherming.nl. Daar staan ook plaatjes van de gebruikelijkste tuinvogels.
In mijn tuin is het kariger dan ooit gesteld met de vogels. In de tien jaar dat ik hier woon bespeur ik een geleidelijke achteruitgang van het aantal soorten en individuen, zowel ’s zomers als ’s winters.
Andere winters had ik zeker tien mezen bij huis. De twee koolmezen en beide pimpelmezen van nu kunnen het aanbod van mijn met zaden gevulde voerhuisje niet op – de zaden ontkiemen, er groeit een bos graan uit. De vetbol hangt te verrotten en broodkruimels worden pap in de regen.
Behalve de mezen is er meestal wel een roodborstje present, en ik heb weer wat meer merels dan de afgelopen paar jaar. De heer en mevrouw boomkruiper komen soms op bezoek, evenals het winterkoninkje. Eén keer kwam er een trio staartmezen langs. En oh ja, laatst was er een paartje vink. Vorige jaren telde ik er minstens vier. De mussen zijn weg, er is geen spreeuw, zelfs de kauwen mijden mijn tuin. Andere winters waren groenlingen en putters vaste gasten, soms aangevuld met goudvinken of kepen. Ik kreeg regelmatig winters bezoek van zomerse types als zwartkopje en tjiftjaf.
Vanuit het aangrenzende water waggelden eenden en slopen waterhoentjes mijn gras op. Turkse tortels en houtduiven bewoonden de appelboom. Waar zijn ze?
Niet alleen mijn tuin, ook langs de twee kilometer lange bosrand die ik vaak afloop, is het dit jaar stil. Leefde die bosrand altijd van de vinken, groenlingen en koperwieken, ik zie er nu twee mezen en een roodborstje. Hebben de bomen geen zaad gezet? Zijn de insecten dood?
Hopelijk strijkt er dit weekend een gaai in de appelboom neer. Dan begin ik mijn halve uur daarmee.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 29 februari ‘21)