Daedalus op eik
In de winter, als er nachtvorsten zijn geweest en er droge oostenwinden hebben geblazen, zijn er weinig paddestoelen meer. Paddestoelen zijn schimmels en schimmels houden van vocht. Dat weet iedereen die weleens een nog enigszins vochtige tent heeft ingepakt.
Maar er zijn meerdere op dood hout groeiende zwammen die ook ’s winters groeien, zelfs als het vriest: tonderzwammen, berkenzwammen, roodporiehoutzwammen, trilzwammen bijvoorbeeld. Ik kwam een paar grote (in gezelschap van wat kleine) zwammen tegen op een oude, verrotte stam. Er stonden allerlei soorten bomen, maar gezien de soort zwam zal het wel een oud stuk eik zijn geweest. Het hout ging schuil onder een vacht van sterrenmos en dove heidelucifers. Sterrenmos is een mos, heidelucifer een korstmos: een combinatie van een alg en een schimmel. Tussen dat sprookjesachtige groen prijkte een rijtje van die zwammen, als vleugeltjes uit de stam stekend.
Veel van die winterse houtzwammen lijken op elkaar, maar deze waren aan de onderkant gemakkelijk te herkennen. Hebben veel paddestoelen plaatjes onder hun hoed, waaraan de sporen rijpen, en doen andere dat in een sponzig geheel van buisjes, deze zwammen vertoonden aan hun onderkant een miniatuurdoolhof.
Het is onmiskenbaar de paddestoel Daedalea quercina. Quercina betekent iets als ‘op eik’. De geslachtsnaam Daedalea verwijst naar de man die door koning Minos werd opgesloten op Kreta: Daedalus. Hij had een labyrint gebouwd waarin Minos de minotaurus gevangenhield, en Daedalus wist als enige hoe je uit die doolhof kon ontsnappen. Dat geheim moest een geheim blijven en daarom mocht hij niet weg. Hij wist te ontsnappen met van was geboetseerde vleugels, met zijn zoon Icarus, wiens hoogmoed voor de val kwam. Icarus stortte in zee en daar is een eiland naar hem vernoemd: Ikaria.
Daedalus is dus ook vernoemd, maar slechts in de wetenschappelijke naam van… de doolhofzwam.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 3 februari ’21)