Visdief en dievegge

Er is een tijd geweest dat mannen de kost verdienden, de poen binnenhaalden, brood op de plank brachten, terwijl vrouwen de kost bereidden, de poen uitgaven en het brood smeerden. Bij veel dieren zie je die tweedeling, al zijn er tal van geëmancipeerde soorten die de rollen omdraaien of de taken verdelen. Van visdiefjes vissen man en vrouw beiden voor de kost, net als mensen. En net als mensen neemt de visdiefman vaker het initiatief tot ware liefde dan de visdiefvrouw. Die vindt dat meestal prachtig. Ze schreeuwt om aandacht, bedelt om een visje. Adri de Groot zag zo’n visdievegge op de Vogelplas Starrevaart, bij Leidschendam. ‘Er wordt wel eens gezegd’, schrijft hij in zijn vogeldagboek, ‘dat vrouwen op die manier mannen testen waardoor ze kunnen beoordelen of ze geschikt zijn om later hun kroost te voeren. Maar ook na het uitkomen van de eieren gaat dit ritueel nog even door.’ Dit visdievengedrag kan best ontstaan zijn doordat het de betere mannetjes selecteert. Na het broeden is die selectie niet meer nodig, maar ook niet nodeloos. Het versterkt de paarband, zouden biologen zeggen. De visdiefjes zelf maken vast niet zulke functionele afwegingen. Het vrouwtje wil verwend worden, het mannetje wil dat vrouwtje versieren, punt. Grote kans dat zij hem na schenking van de vis en nog enkele plichtplegingen op zich toelaat. Dan zeggen biologen: het gaat om de voortplanting, maar geen dier paart om nageslacht te krijgen, een dier paart omdat het fijn is. Een mens meestal ook, een mens is ook een dier.
Visdiefjes vissen op het zicht. Ze volgen sloten, vaarten en kanalen in hun elegante vlucht. Zien ze in het water een bereikbaar visje, dan zwenken ze, vouwen ze hun vleugels en klieven ze als een raket het water in. Ze doen dat vaak in de sloot naast ons huis. Ze broeden op het platte grinddak van een school, twee kilometer verderop, en volgen daarvandaan vaste visroutes. Onze sloot is een geliefd onderdeel van de strooptochten. Tjak! Daar plonst er één. Zo’n duik gaat razendsnel. In een flits stijgt de vogel weer op met glinsterend zilver in zijn rode snavel. Vrijwel altijd is het raak. Dat komt doordat ze snel en handig vissen, maar ook doordat het water helder is en wemelt van de vis: snoeken en brasems, maar vooral voorntjes. Reigers, aalscholvers, futen en ijsvogels weten de sloot net als de visdieven op waarde te schatten. Muggen zijn er nauwelijks, kikkers en salamanders evenmin – de vissen eten hun larven en eitjes op. Zoveel vis zie je niet vaak meer. Als er een vrouwtje bekoord moet worden, vliegt het visdiefmannetje zonder meer twee kilometer met dat visje terug.
De visdief van Adri hoeft niet zo ver te vliegen. In de buurt van de paal waarop zijn visdievegge zit toe te kijken, duikt hij onder water. Ze krijgt waar ze zo luidkeels om vraagt. Hij komt aanvliegen met een stevig visje, waarschijnlijk een voorntje. Hij remt fladderend voor haar, maar dan verandert ze toch van mening. Plotseling duikt ze onder de man door en vliegt ze weg. Op dat moment klikte Adri zijn camera. Wat een prachtplaat! Het visdiefmannetje landde beteuterd op de paal. Hij leek er niets van te snappen. Adri zag hem een half uur later nog steeds met hetzelfde voorntje rondvliegen. Vrouwen!