Visarend
In de nazomer en vroege herfst is het zaak in natte natuurgebieden uit te kijken naar visarenden. De grote, zwart-wit ogende vogels hebben lange, slanke vleugels waarmee ze kunnen bidden – klapwiekend stilhangen in de lucht. Dan loeren ze naar vis. Vliegend rangschikken ze een uit het water gesleurde vis onder hun lijf, de ene poot voor de ander, zodat de vis gestroomlijnd in lengterichting hangt.
Visarenden komen op alle continenten voor, behalve Antarctica. In Europa broeden ze vooral in het noordoosten. Ook in Schotland, Noord-Duitsland, Denemarken en Frankrijk broeden ze. Dat doen ze ook op Mallorca en in Portugal, maar verder zijn ze in Zuid-Europa in de twintigste eeuw vrijwel uitgestorven. Ze overwinteren wel.
Toen in de jaren ’70 de Oostvaardersplassen internationale faam verwierven als vogelgebied, plaatsten de boswachters er een soort ooievaarsnest op een paal, in de hoop op een broedgeval van visarenden, die er in op doorreis pleisterden. Ze nestelden een keer, maar broeden deden ze er nooit.
Visarenden hebben voorzover bekend nog nooit in Nederland gebroed. Maar de laatste jaren hangen er meerdere visarenden rond in de Biesbosch. “Ze nestelden deze zomer op vier plekken”, vertelt boswachter Jacques van der Neut, wijzend op een takkenbos in een hoogspanningsmast. “Maar tot broeden kwam het niet.”
Dat gaat vast veranderen en dan heeft de Biesbosch ’s lands primeur. Tijdens een vaartochtje van een halve dag zien we twee visarenden. De een vliegt vliegt over open water, bidt een tijdje en duikt weg achter de bomen. De ander zit in een dode boom. Met dat bonte kleed, de zwarte wenkbrauw en het springerige punk-achterhoofd vind ik het één van de mooiste vogels die er zijn…
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 6 okt. 2015)