Zwermen goudplevieren
Hoe zomers ook het weer, rond het Lauwersmeer is de herfsttrek in volle gang. Brand-, kol- en grauwe ganzen buitelen binnen na een lange vliegreis. Watersnippen, zwarte ruiters, kemphanen, bontbekplevieren, kleine en bonte strandlopers stappen door het ondiepe water. Enorme zwermen goudplevieren en kieviten dwarrelen neer op de velden.
Die wolken goudplevieren wisselen tijdens hun gezwerm telkens van kleur. Zodra ze en masse de hoek om slaan, laten ze niet langer hun witte buiken zien, maar hun goudbruine ruggen. En weer terug. Dat geeft hun toch al vloeiende verschijning helemaal het air van een reusachtige vloeistofdia.
Kieviten zijn groepsdieren. Ze drommen in grote aantallen samen en zijn de hele winter wel in Nederland te zien. Tenzij het een tijdje vriest, dan houden ze het voor gezien en trekken ze naar Zeeland, Vlaanderen, Noord-Frankrijk. Zo ver als nodig om de vorst te mijden.
Goudplevieren zijn minder bang voor kou. Het zijn noordelijke vogels. Hoewel ze ooit op Nederlandse heidevelden broedden en dat nog steeds doen in Duitsland en in de Baltische landen, broedt hun hoofdmacht in Noord-Rusland, Scandinavië, IJsland en Schotland. In de broedtijd hebben ze een gitzwarte buik en hals. ’s Winters maakt dat zwarte plaats voor wit. Een enkele goudplevier heeft nog restjes zwart, maar de meeste zijn al in winterkleed.
In Nederland zijn in ‘s winters op het wad, kwelders, weilanden en akkers duizenden goudplevieren te zien. Je moet soms wel goed kijken, want ze vallen niet op tegen de grauwe ondergrond. Door de verrekijker ontdek je er steeds meer. Maar pas als ze opvliegen blijkt dat ze met nog veel meer zijn. Overal fladderen ze omhoog. Verderop strijkt de dwarrelende zwerm weer neer.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 7 okt. 2015)