Prachtig vlammende hoeden
Toen wij ons mogelijke nieuwe huis bekeken, vielen mij boven op een grote boomstronk in de tuin vlammend oranjegele paddenstoelen op. Ze hadden vrij grote, heel mooie hoeden. Paddenstoelkenners gebruiken altijd de wetenschappelijke, Latijnse namen, maar ik ben blij dat Nederlandse namen de paddenstoelenwereld ook ontsluiten voor niet-latinisten. Die Nederlandse namen zijn vaak welluidend als waren ze korte gedichten.
Bij deze prachtig vlammende hoeden is de naam ook wel mooi, maar toch vooral doeltreffend: prachtvlamhoed. Prachtvlamhoeden leven van dood loofhout, waarbij ze hard eikenhout niet schuwen. Integendeel; eik is een lievelingskostje. De stronk in (inmiddels) onze tuin is waarschijnlijk ook het residu van een dikke, dode eik. Mochten er geen dode loofbomen voor handen zijn, dan zou een prachtvlamhoed bij hoge uitzondering kunnen uitwijken naar een naaldboom. Maar eerder nog kiezen ze een levende loofboom, die ze vervolgens doodmaken, zodat ze toch nog hun lievelingsgerecht krijgen.
De prachtvlamhoeden in de tuin verdwenen weer. Paddenstoelen zijn vaak maar korte tijd bovengronds te zien; hun leven speelt zich af in ondergrondse of binnensboomse duisternis. Maar na een maand of twee verschenen ze opnieuw. Ditmaal prijkten ze niet boven op de stronk, maar zetten ze aan de voet ervan hun hoed op.
Omdat iedereen altijd over paddenstoelen vraagt of ze eetbaar zijn: neen, prachtvlamhoeden zijn giftig.
Ik heb aan de rand van de tuin een jong eikenboompje geplant. Dat was in een emmer met grond ontkiemd en heb ik bevrijd van zijn keurslijf. Misschien krijgt hij ooit te maken met prachtvlamhoeden. Zolang ze maar niet de monumentale rode beuk aantasten, die huis en tuin overhuift. Die is gigantisch en ziet er na misschien wel anderhalve eeuw nog zeer levendig uit. Gelukkig verkiezen de zwammen dood hout en daar hebben ze in de vorm van die stronk voorlopig wel genoeg van.
(Natuurdagboek Trouw, maandag 6 november ’23)