Plakken in huis
Afgelopen lente kreeg ik diverse foto’s van rupsen opgestuurd, met de vraag of men te maken had met een eikenprocessierups. Nee, dat had men niet, het betrof de eveneens op eiken gestelde rups van de plakker, die ook veel haar heeft, maar geen irriterend haar. Plakkers laten hun haren uit vuurrode en felblauwe bultjes groeien, heel mooi. Eikenprocessierupsen missen die kleuren en zitten met veel meer rupsen op een kluit of ze vormen een optocht. Ik vrees dat alle harige rupsen de sjaak zijn, vanwege de doodsangst voor eikenprocessierupsen.
De plakkerrupsen hebben zich intussen allemaal verpopt. Momenteel vliegen ze rond als vlinder. De mannetjes tenminste; de vrouwtjes kunnen niet goed vliegen en zitten op een eik of andere loofboom om een plakkaat eitjes tegen de stam te plakken. Vervolgens dekken de vrouwtjes hun eieren af met een deken van haren uit hun eigen lijf. Ludo Doomernik betrapte een plakker tijdens heur harige ei-afzet en stuurde me er een mooie foto van. Na de leg blijven de vrouwtjesvlinders in de buurt van hun nestje plakken, maar de mannetjes zijn reislustig en kunnen op hun avonturen in de binnenstad van Haarlem verzeild raken.
Daar kreeg ik er een op bezoek. Midden op de dag nog wel fladderde deze nachtvlinder door het open raam naar binnen, om vervolgens door een dicht raam weer naar buiten te willen. Het door dichte ramen naar buiten proberen te dringen is een universele neiging van insecten, desnoods tot de dood toe.
Ik liet hem vrij maar heb hem eerst gekiekt. Door de lichtval komt zijn streperige, vlekkerige tekening niet goed uit de verf, maar ik vind zijn enorme antennes het mooist. Daarmee ruikt hij lekkernijen en vooral: vrouwelijke aroma’s.
Tot eind augustus vliegen de plakkers in bossen, bosjes, parken en de betere tuinen, zij het wat minder in Noordoost-Nederland. Ze komen af op licht, en vliegen ook overdag, zoals mijn bezoeker bewees.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 7 augustus ’20)