Over kruimels, mussen en mieren
Als het koud is, blijven ze ondergronds, maar zodra het zonnig en warm wordt, verschijnen de mieren. Ik ben ze dit jaar nog niet in huis tegengekomen, maar op het terras sjouwen ze overal rond. Binnen enkele dagen hebben ze zandhopen tussen de tegels door gesjord. Er zitten gaatjes in waardoor ze in- en uitdribbelen.
Op websites van vogelbeschermingsorganisaties staat te lezen dat mussen achteruitgaan en dat één van de oorzaken daarvan is, dat we onze tafellakens niet meer uitkloppen. Door zulke oorzaken aan te wijzen, krijgen mensen een mogelijkheid aangeprezen om goede werken te verrichten en wordt meteen de soms wat heetgebakerde landbouwsector ontzien.
Het niet langer uitkloppen van tafellakens is echter niet de oorzaak van de teloorgang van de huismus. Ik heb geen tafellaken maar strooi als vogelvriend mijn broodkruimels altijd braaf in de tuin, soms zelfs belegd met kaaskorstjes, stukjes ei, rozijnen en fruit. In een omgeving van ontkruimelde tegeltuinen zou je op mijn terrasbuffet de mussen in drommen verwachten. Maar nee. Er komen wel vogels op af: mezen, roodborstjes, merels, eksters, maar nooit mussen, hoewel ik een uitdijende huismussenfamilie huisvest en soms ook ringmussen op bezoek krijg.
Met mijn kruimels voer ik vooral de mieren. Zwarte wegmieren zijn het, de algemeenste mieren des lands. Ik zie ze met kruimels marcheren en met dode insecten. Als kind lichtte ik wel eens een tegel op, om te kijken hoe de mieren hun ongeboren familieleden ijlings naar diepere gronden droegen.
Maar nu ben ik groot en maak ik me zorgen over de tegels die misschien zullen verzakken. Mijn zoon niet, die legt een platte oester op een mierenhol en kijkt hoe ze een nieuwe uitgang graven.
(Natuurdagboek Trouw dinsdag 24 mei 2016)