Ontpopt in de bunker
Eind juli was het koud, nat en winderig. Ik was op Schiermonnikoog met vier kinderen. Zoon en vriendje hadden een bunker verkend en die wilden ze me laten zien. Wij erheen. Het bleek te gaan om de dependance van het kleine oorlogsmuseum, een pas heropende bunker.
We keken rond. Huismussen vlogen in en uit. Ze brachten voer naar een nest in een nis. Er broeden vaak boerenzwaluwen in bunkers, er overwinteren salamanders en er slapen vleermuizen. In bunkers is het altijd ongeveer even warm en vochtig, een dier wordt er niet verrast door een ongewenste weeromslag, zoals wij toen we nog buiten waren.
“Moet je kijken!” Vriendje van zoon wees naar een forse, oranje vlinder met een puntneus. Vlinder zat op zijn cocon, een spoelvormige contsructie waaruit hij blijkbaar kort geleden ontpopt was. Of zij – gezien het formaat zou het wel een vrouwtje zijn. De cocon waarop ze zat hing aan de loodrechte, betonnen bunkermuur gekleefd.
Het was een nachtvlinder, en gezien haar houding en snuit was het een spinner. Thuis zocht ik haar op. Een rietvink! Niet heel zeldzaam, maar vanwege de nachtelijke leefstijl ook geen veelgeziene vlinder. Het vrouwtje is veel groter dan het mannetje. Als echte zomervlinders vliegen rietvinken vooral in juli en augustus. Als rups leven ze in de lente. Als vlinder kende ik rietvinken nog niet, als rups wel. Het zijn enorme rupsen, ze kunnen uitgestrekt op een rietstengel aan een dauwdruppel liggen lurken.
Ik had foto’s genomen. “Hij zet hem vast in Trouw”, giechelde zoon tegen vriendje. “Mijn vader is een nerd.” Vriendje vroeg met grote ogen of ik hem echt in de krant zou zetten. “Bedoel je de vlinder of bedoel je jou?” Bij dezen.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 14 aug. 2015)