Mensen
In de serie Lost, die ik achttien jaar na de TV-uitzending zag op Netflix, belanden tientallen passagiers na het neerstorten van hun vliegtuig op een afgelegen tropisch eiland. Dat daar bananen en mango’s blijken te groeien, is een meevaller. Wilde zwijnen zijn dat ook.
Binnen de kortste keren zijn die zwijnen doodgemaakt of weggevlucht. De drinkwaterflesjes uit het vliegtuigwrak zijn dan allang op. De mensen zuipen water zoals je dat mensen overal ziet doen. Het besef dat voorraden eindig zijn ontbreekt. Ze branden dag en nacht een heleboel vuren, en niet zozeer om opgemerkt te worden; er wordt geen reden voor gegeven. De hoeveelheid brandhout lijkt eindeloos.
Wat dat betreft geeft de serie een realistisch, maar geen rooskleurig mensbeeld, hoewel er verstandige lieden onder de luchtschipbreukelingen zijn, en niemand iets kwaads in de zin heeft. Onderling wordt er veel gekissebist, ook als er wegens gevaar stilte geboden is. Net als in het echt zijn de mensen zo gebrand op het bewijzen en krijgen van hun gelijk, dat alles eraan wordt opgeofferd.
Het afval van en uit het wrak lijkt niemand te deren. Ook dat lijkt uit het leven gegrepen. Op mijn dagelijkse wandelingen met de hond passeer ik diverse picknickbanken. Bij sommige staat een prullenbak. Die heeft weinig invloed op de hoeveelheid blikjes, flesjes, pakjes, pakken, zakken, plastic verpakkingen en sigarettenpeuken die er rondslingeren. Picknickers malen kennelijk niet om een schone, opgeruimde omgeving.
Vaak ruim ik de boel op, en er zijn anderen die dat ook doen. Dan is het afval ineens weg. Laatst zag ik in de avondschemer twee jongens in joggingbroek en capuchon afval oprapen en in de prullenbak gooien.
Misschien toont Lost een te pessimistisch mensbeeld. Ik neig daar zelf ook toe. Dat komt: blikjes en flesjes zijn veel zichtbaarder dan geen blikjes en flesjes. Eén schreeuwlelijk kan een enorme impact hebben, terwijl honderd fluisteraars… je hoort ze niet hè.
(Natuurdagboek Trouw, vrijdag 20 december ’24)