Groenlingen op het strand

Sinds een maand hoor ik groenlingen zingen. Zingen is een groot woord voor het knarsende geluid dat groenlingen voortbrengen. Behalve dat knarsen knutteren ze veel, meer een binnensmonds gepruttel dan gezang.
Groenlingen horen bij de algemeenste van de minder algemene tuinvogels. Ze zijn groen met grijs en een strookje geel langs de vleugel, dat tijdens de vlucht een geelgroene vleugelstreep blijkt. Ze zijn een tikje groter dan vinken, maar horen wel bij de vinkenfamilie. Groenlingen lijken op sijzen, maar sijzen zijn geler, kleiner en hebben een zwart voorhoofdje. Bovendien zijn sijzen hier op een handvol vogels na op winterbezoek. Broeden doen ze liever in het buitenland. Groenlingen daarentegen broeden in onze bossen, parken en tuinen.
Maar hoewel sommige groenlingen het voorjaar in hun kop hebben, zijn er nog veel in winterstemming. Die struinen in groepjes langs bosranden om bijvoorbeeld rozenbottels te slachten, of ze strijken neer op akkers. Daar vonden ze in betere tijden wel eens achtergebleven korrels. Nu blijven er nauwelijks korrels achter. Wel kunnen groenlingen en andere zaadliefhebbers eenjarige onkruidjes vinden, zoals vogelmuur en akkerkers, waarvan ze de kiempjes eten.
Elke winter zwermen er groenlingen op het begroeide strand van Schiermonnikoog. Er vliegen ook wel veldleeuweriken, strandleeuweriken en sneeuwgorzen, maar groenlingen zijn er stamgasten. Uit meldingen van geringde groenlingen blijkt dat ze hondstrouw zijn aan hun overwinteringsplek. Ze plukken de zaden uit strandmelde en andere planten, en waarschijnlijk ook kiempjes. En al broeden ze vlakbij in de duinen met hun vele hondsrozenbottels, en al groepen ze iedere winter samen op het strand, ik vind het altijd weer een verrassing die typische tuinvogels aan die woeste en ledige Noordzeekust tegen te komen.
(Natuurdagboek Trouw vrijdag 13 maart 2015)