Vinken slaan, de specht lacht
Vlakbij het drieprovinciënenpunt Noord-Brabant, Limburg en België merk je meteen dat je een stuk zuidelijker bent dan Groningen. Zo’ n 250 kilometer. De zon is warm, de vinken slaan erop los. Zo heet de zang van de vink: slag. Het vinkenlied is luid, jodelt van hoog naar laag en eindigt in een korte zwieper terug omhoog. Die zwieper is de slag. Zijn vinken van slag, dan zingen ze niet. In Groningen beginnen de vinken halfslachtig te oefenen, alsof ze hun stembanden moeten olien. Maar in Brabant zijn ze niet van slag en zingen ze als getrainde solisten.
In het bosje van een waterwinbedrijf slaan de vinken ons om de oren. Ze wedijveren met koolmezen, roodborstjes en winterkoninkjes. Maar vooral wedijveren ze met elkaar. Ik ben er, met mij valt niet te spotten, kies mij als vader van uw kinderen. Ach nee, ze zingen gewoon voor hun plezier, omdat de zon schijnt, omdat het strottenhoofd als vanzelf tekeergaat.
Aan de rand van het waterwinbosje zingen merels en groenlingen. En een paar stappen naar het erf van de eerste varkensfabriek – Brabant is het Parma van de lage landen -, of de huismussen tjilpen in de heg en de spreeuwen neurien in de boom. Maart is een goede tijd om de algemeenste vogelgeluiden te leren onderscheiden. Straks komen de tjiftjaffen, fitissen, zwartkopjes, tuinfluiters, braamsluipers, grasmussen en boompiepers erbij en is het helemaal een kakafonie.
Tussen de zangvogelliedjes door klinkt een schel en hard gelach. Een buizerd zeilt weg uit de kruin waar het gelach klonk, maar het gelach beweegt zich naar een andere kant. Even later klinkt het weer, dichterbij, volgens mij in die ene grote afzonderlijke kruin. En ja, met het blote oog is zijn silhouet al zichtbaar en door de kijker vertoont zich een groene specht. Groen is ie inderdaad, met een vuurrode kruin. Lachend vliegt hij in golvende lijn weg.
En de vinken maar zingen, de vinken maar slaan.
(Natuurdagboek Trouw donderdag 12 maart 2015)