Nu het insectenseizoen begint, zullen er vast veel wespen worden doodgeslagen. Ook bijen en zweefvliegen gaan eraan, want niet iedereen kent de verschillen.

Zweefvliegen zijn vliegen. Ze verschillen in allerlei opzichten van wespen en bijen: ze hebben twee vleugels en geen vier, ze missen de wespentaille, ze hebben geen angel en kunnen dus niet steken. Ze lijken soms wel op wespen. Dat heeft als voordeel dat niet alle insecteneters hen durven op te happen en dat wespen hen niet meteen herkennen. Sommige zweefvliegen leven als larve in een wespennest en eten daar wespenlarven.

Andere soorten leven als larve op planten en jagen daar op bladluizen. Van de bijvliegen, zoals de kegelbijvlieg op de foto, leven de larven in modderig water. Ze ademen dan via een lang uitsteeksel, een soort snorkel.

Als volwassen vlieg leven kegelbijvliegen van stuifmeel, zoals alle zweefvliegen. Kegelbijvliegen, genoemd naar hun taps toelopende lijf en hun gelijkenis met een bij, zitten vaak op bloemen. Maar ze zweven ook veel, in de lucht hangend op dezelfde plek, soms een eind wegschietend. Vaak zijn er dan meerdere. Als je erbij gaat zitten of stilstaan, zie je er steeds meer. Ze hangen boven open plekken in het bos, boven bospaden, in parken en tuinen. Kegelbijvliegen zijn nooit parend gezien, lees ik op infonu.nl, maar soms schijnen ze met hun tweeën naar grote hoogten te stijgen.

In mijn tuin zie ik ze al sinds maart en ze kunnen in november nog rondzweven. Kegelbijvliegen zijn de eerste en laatste zweefvliegen die in de lente en herfst actief zijn. Ze kunnen wat kou verdragen; ze hebben een vachtje. Hartje zomer is hun beharing korter, en zoeken ze de schaduw op. In lente en herfst hebben ze een dikkere vacht en zitten ze graag in de zon. De kegelbijvlieg op de foto zit op een meidoorn.

Zijn wespen al nauwelijks gevaarlijk, zweefvliegen zijn helemaal vredelievend. Sla ze niet dood.

(Natuurdagboek Trouw donderdag 14 mei ’20)