Futen met wangwaaiers

Futen met wangwaaiers

Fuut met jong. Foto Job Leideritz
Fuut met jong. Foto Job Leideritz

Nog even en de futen kiezen het ruime sop, maar nu dobberen ze in stadsvijvers en andere watertjes. Ze dragen nog hun zomerkleed, met waaiers aan hun wangen. En ze hebben nog jongen, twee meestal. Nummer drie (en soms vier) zijn waarschijnlijk overleden. Als futenpaar is het al een heel werk om twee jongen te voeren. De jongen zitten niet meer op de rug van vader of moeder, hun ruggen zijn niet meer zwart-wit gestreept. Ze hebben hun gevangenistenue verruild voor grijs. Maar ze piepen schel om ‘voer!’ ‘voer!’ ‘voer!’
Gelukkig is er veel te eten in het water. Brood lusten ze niet, wel de kleine visjes die op het brood afkomen. Verder eten ze de nimfen van libellen, haften en schietmotten.
In de vijver achter mijn huis waren twee futennesten en slechts één futenpaar. Tenminste, dat denk ik. In april broedden ze op een eilandnestje onder de door het water sliertende takken van een treurwilg. In juni broedden ze in het andere deel van de vijver, voorbij het bruggetje. Als het gezin fuut daar blijft, hoor ik ze zacht. Als het gezin fuut onder de brug door peddelt, hoor ik ze luid piepen. Soms piepen ze van ochtendkrieken tot avondrood. Horendol zou ik worden als ouderfuut.
Tussen het ene en het andere nest door was ik op reis. Het zouden twee futenparen geweest kunnen zijn, die elkaar tijdens mijn afwezigheid aflosten. Maar ik denk dat de eerste leg is mislukt.
Als futen straks hun wangwaaiers verliezen, krijgen ze een wit-met-grijs winterpak. Ze trekken open wateren op, waar ze met duizenden overwinteren. Op het IJsselmeer bijvoorbeeld, en op zee. Op het strand vind je dan vaak dode futen.

(Natuurdagboek Trouw dinsdag 2 sept. 2014)

DELEN
Reacties zijn gesloten.