Eén van de gieren is de aasgier
Zoals meeuwen vaak zeemeeuwen genoemd worden, worden gieren vaak aasgieren genoemd. Het zijn de onofficiële verzamelnamen voor de meeuwenfamilie en de gierenfamilie – een vogelaar hoor je die termen nooit gebruiken, althans niet voor meeuwen en gieren als groep. In tegenstelling tot de zeemeeuw is de aasgier wel een giersoort.
Er zijn twintig soorten gieren op de wereld, waarvan er vier in Europa voorkomen. Behalve drie reuzen van twee tot bijna drie meter spanwijdte is er de aasgier. Aasgieren zijn vergeleken met die andere drie maar klein: anderhalve meter, misschien één meter vijfenzeventig, dan heb je ’t wel gehad. Toch nog een kokkerd, vergeleken met bijvoorbeeld onze eigen buizerds.
Aasgieren zijn wijd verspreid, ik heb ze gezien in Zuid-Azië, West-Afrika, Turkije, de Canarische eilanden en Spanje. Ze zijn nooit zo massaal aanwezig; meestal zijn ze alleen of met z’n tweeën. Ze wachten bij een dood dier tot de grote gieren met hun bijlsnavels de huid van de buit hebben opengewerkt en stappen toe om de resten soldaat te maken. Ook zijn ze handig in het gooien van steentjes. Dat doen ze om bijvoorbeeld een gevonden ei open te tikken, dat te groot en stevig is voor hun snavel.
Toen mijn geliefde en ik afgelopen voorjaar door de bergen van Asturië wandelden, zagen we drie keer een aasgier overvliegen. De laatste cirkelde om ons heen, alsof wij geïnspecteerd werden op eetbaarheid. We zaten op een hooggelegen weide en speurden met verrekijkers de omringende hellingen en rotswanden af, want we bevonden ons midden in Spanjes berengebied. Geen beer gezien, natuurlijk, maar wel die aasgier. Die inspecteerde ons, maar wij hem evenzeer. We konden zijn witte wybertstaart, zijn lange, gevingerde zwartwitte ooievaarvleugels en zijn gele snavel goed zien.
Zoals de meeste gieren gaan ook deze prachtige zwevers al jaren hard achteruit, omdat moderne, dode dieren vaak vol antibiotica zitten. Daarvan gaan gieren dood.
(Natuurdagboek Trouw maandag 4 dec. 2017)