De alies kleuren wit
Wat een weertje! Frisse lucht, warme zon, weinig wind. De lentebollen schieten de grond uit, de koolmezen tetteren erop los, de ganzen paren, de eksters nestelen, de spechten roffelen, de aalscholvers kleuren wit. Nou ja, hun gezichten en heupvlekken dan toch.
Ze zijn er altijd vroeg bij, die alen. (Doorgewinterde vogelaars korten hun dierbaren vaak af. Grutto’s worden grutten, burgemeesters burries, zilvermeeuwen zilvers, bladkoninkjes blako’s, gierzwaluwen giertjes, scholeksters schollies en aalscholvers alen of alies.)
Dat aalscholvers (ganzen, eksters) nu al baltsen, paren en nestelen, is niet gek. Ze doen het niet vroeger dan anders; alies beginnen soms al in december. Het is slim om vroeg te beginnen – the early bird catches the worm en kan de hele lente en zomer benutten voor de opvoeding van het nageslacht. Dat moet in de herfst groot, dik en kundig genoeg zijn om het zelf te rooien. In lente en zomer is er meer te eten. Daarbij: wie vroeg begint is ook de concurrentie voor van de duizenden vogels die pas in april of zelfs mei uit Afrika komen.
Wij mensen doen niet anders. Op deze zonnige dagen zie ik mensen in de tuin rommelen, en beddengoed in open ramen hangen – tekenen van een nieuw seizoen. Of mensen in de lente ook meer geneigd zijn tot erotische handelingen weet ik niet. Ik zoek het even op. Nee, de drukste maand qua geboorten is september, wat betekent dat Nederlanders juist in december het actiefst zijn met baltsen en paren. Dat is ook weer te verklaren. Achteraf lijkt veel gedrag gemakkelijk verklaarbaar. Voorspellen is andere koek.
Aalscholvers broeden in kolonies aan het water, liefst in bomen. Ze vangen allerlei soorten vis; de talrijkste vis vangen ze het meest, pos bijvoorbeeld, en dat is vis die voor mensen commercieel niet interessant is. Door mensen beviste vis is zelden talrijk. Na een duik op vis drogen ze zittend hun gespreide vleugels.
(Natuurdagboek Trouw woensdag 8 februari ’23)